Toelichting op de staat van baten en lasten
Baten wettelijke taken sociale verzekeringen
Premiebaten (10)
De premiebaten bestaan nagenoeg geheel uit premiebaten over het premiejaar 2022 en voor een klein deel uit gerealiseerde premiebaten over oudere premiejaren. De hoogte van de premiebaten wordt beïnvloed door de hoogte van de premieloonsommen, de vastgestelde premiepercentages en de overgang van werkgevers van en naar het eigenrisicodragerschap. De premiebaten kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Tabel Premiebaten
Bedragen x € 1 miljoen | 2022 | 2021 |
Basispremie WAO/WIA (Aof) | 19.150 | 19.236 |
Gedifferentieerde premie Whk | 2.453 | 2.127 |
Premie WW-AWf | 8.727 | 6.203 |
Ufo-premie | 393 | 365 |
Totaal | 30.723 | 27.931 |
Een van de crisismaatregelen in verband met de coronapandemie is het verlenen van uitstel aan werkgevers voor de betaling van loonheffing en werkgeverslasten. In de premiebaten is een waardevermindering inbegrepen van € 476 miljoen, die is toegepast op vorderingen waarvoor uitstel van betaling is verleend in verband met de coronacrisis.
In de volgende tabel zijn de ontwikkelingen in de vastgestelde premiepercentages per wet ten opzichte van 2021 weergegeven.
Tabel Premiepercentages
Percentages | 2022 | 2021 |
Basispremie WAO/WIA (Aof)* | - | 7,03 |
Premie WAO/WIA (Aof) hoog* | 7,05 | - |
Premie WAO/WIA (Aof) laag* | 5,49 | - |
Gedifferentieerde premie Whk | 1,52 | 1,36 |
Premie WW-AWf hoog** | 7,70 | 6,72 |
Premie WW-AWf laag** | 2,70 | 1,72 |
Ufo-premie | 0,68 | 0,68 |
- *In 2022 is de uniforme Aof-premie komen te vervallen. Hiervoor in de plaats is een lage premie voor kleine werkgevers en een hoge premie voor middelgrote en grote werkgevers en voor uitkeringen ingevoerd.
- **De hier getoonde percentages voor 2021 betreffen een gewogen gemiddelde doordat het ministerie van SZW de premie WW‑AWf per 1 augustus 2021 verlaagd heeft met 2,36%.
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) stelt de basispremie WAO/WIA, de premie WW‑AWf en de Ufo‑premie vast. Daarbij wordt geen rekening gehouden met de door UWV verwachte fondsvermogens. De gedifferentieerde premies Whk stelt UWV vast.
Het premiepercentage Whk is het rekenpercentage voor de WGA en Ziektewet‑flex. De premiedelen WGA en Ziektewet‑flex worden betaald door werkgevers die bij UWV verzekerd zijn. Voor deze premiedelen kunnen werkgevers ook kiezen voor eigenrisicodragerschap.
Voor een nadere toelichting verwijzen wij naar de Januarinota 2023 – Ontwikkelingen wetten en fondsen UWV 2022–2023.
Rijksbijdragen (11)
De rijksbijdragen per fonds zijn als volgt:
Tabel Rijksbijdragen
Bedragen x € 1 miljoen | Programmakosten | Uitvoeringskosten | Totaal | |||||
2022 | 2021 | 2022 | 2021 | 2022 | 2021 | |||
Afj | 3.641 | 3.396 | 300 | 317 | 3.941 | 3.713 | ||
Toeslagenfonds | 730 | 746 | 4 | 4 | 734 | 750 | ||
Aof | 87 | 87 | 3 | 3 | 90 | 90 | ||
AWf inzake NOW | 574 | 3.899 | 28 | 29 | 602 | 3.928 | ||
AWf overig | 183 | 15 | 106 | 96 | 289 | 111 | ||
Totaal | 5.215 | 8.143 | 441 | 449 | 5.656 | 8.592 |
Programmakosten
Wij rubriceren de lasten onder de wet waarin deze lasten zijn geregeld.
Tabel Lasten naar wet
Bedragen x € 1 miljoen | Uitkeringen | Sociale lasten | Overige baten en lasten* | Uitvoerings-kosten** | Totaal | |||||
2022 | 2021 | 2022 | 2021 | 2022 | 2021 | 2022 | 2021 | 2022 | 2021 | |
LASTEN PER WET | ||||||||||
Arbeidsongeschiktheid | ||||||||||
WAO | 3.187 | 3.362 | 549 | 556 | -75 | 1 | 83 | 75 | 3.744 | 3.994 |
WIA-IVA | 3.943 | 3.519 | 693 | 593 | -29 | -29 | 89 | 76 | 4.696 | 4.159 |
WIA-WGA | 3.547 | 3.338 | 632 | 566 | 38 | 34 | 595 | 504 | 4.812 | 4.442 |
WAZ | 82 | 90 | 5 | 6 | 0 | 0 | 4 | 3 | 91 | 99 |
Wajong | 3.375 | 3.294 | 222 | 225 | 73 | 52 | 296 | 314 | 3.966 | 3.885 |
Werkloosheid | ||||||||||
WW | 2.508 | 3.553 | 461 | 612 | 19 | 9 | 679 | 713 | 3.667 | 4.887 |
IOW | 94 | 100 | 6 | 7 | 0 | 0 | 3 | 3 | 103 | 110 |
Ziekte en zorg | ||||||||||
Ziektewet | 1.963 | 1.977 | 354 | 341 | 21 | 19 | 435 | 398 | 2.773 | 2.735 |
Wazo | 1.684 | 1.592 | 298 | 269 | 0 | 0 | 12 | 9 | 1.994 | 1.870 |
Wazo-ZEZ | 82 | 81 | 5 | 6 | 0 | 0 | 3 | 3 | 90 | 90 |
Overig | ||||||||||
Compensatie transitievergoeding | - | - | - | - | 378 | 319 | 0 | 0 | 378 | 319 |
Toeslagenwet | 339 | 374 | 58 | 61 | -1 | -1 | - | - | 396 | 434 |
Wmo 2015 | - | - | - | - | 14 | 10 | 1 | 1 | 15 | 11 |
WOOS | - | - | - | - | 26 | 23 | 3 | 2 | 29 | 25 |
Subsidieregeling | - | - | - | - | 173 | - | 11 | - | 184 | - |
Kaderwet | ||||||||||
NOW 1 | - | - | - | - | 150 | -1.879 | 2 | 3 | 152 | -1.876 |
NOW 2 | - | - | - | - | 128 | -1.409 | 1 | 1 | 129 | -1.408 |
NOW 3.1 | - | - | - | - | 46 | -54 | 2 | 0 | 48 | -54 |
NOW 3.2 | - | - | - | - | -311 | 3.253 | 0 | 10 | -311 | 3.263 |
NOW 3.3 | - | - | - | - | -359 | 2.013 | 0 | 7 | -359 | 2.020 |
NOW 4 | - | - | - | - | -72 | 1.068 | 0 | 3 | -72 | 1.071 |
NOW 5 | - | - | - | - | 37 | 907 | 0 | 5 | 37 | 912 |
NOW 6 | - | - | - | - | 955 | - | 23 | - | 978 | - |
Overig*** | - | - | - | - | 10 | 15 | 4 | 6 | 14 | 21 |
Wbo | - | - | - | - | 19 | 15 | - | - | 19 | 15 |
Totaal | 20.804 | 21.280 | 3.283 | 3.242 | 1.240 | 4.366 | 2.246 | 2.136 | 27.573 | 31.024 |
- *Inclusief rentebaten en -lasten.
- **Inclusief netto-omzet uitvoeringskosten.
- ***Betreft de Regeling scholing kansberoep en het scholingsbudget UWV.
Uitkeringen (12)
De uitkeringen zijn inclusief vakantiegelden; ze zijn per 1 januari 2022 met 1,41% en per 1 juli 2022 met 1,81% geïndexeerd.
De vorming dan wel vrijval van de voorzieningen voor oninbare faillissementsvorderingen en uitkeringsdebiteuren is opgenomen onder de uitkeringen respectievelijk de sociale lasten.
De op overheidswerkgevers verhaalde WW-uitkeringen en sociale lasten zijn in mindering gebracht op respectievelijk de uitkeringen en de sociale lasten. Deze uitkeringen worden verantwoord in het Ufo. Voor 2022 bedroeg het verhaal op overheidswerkgevers inzake uitkeringen € 164 miljoen (2021: € 190 miljoen) en inzake sociale lasten € 24 miljoen (2021: € 30 miljoen).
De op eigenrisicodragende werkgevers verhaalde WGA-uitkeringen en sociale lasten zijn ook in mindering gebracht op respectievelijk de uitkeringen en de sociale lasten. Deze uitkeringen worden verantwoord in de Whk. Voor 2022 bedroeg het verhaal inzake uitkeringen € 382 miljoen (2021: € 357 miljoen) en inzake sociale lasten € 61 miljoen (2021: € 56 miljoen).
De WAZ en WAO zijn wetten die respectievelijk in 2004 en 2005 zijn beëindigd. Voor de WAO is de WIA in de plaats gekomen. Per saldo zijn de uitkeringslasten van de WAO, WAZ en WIA ten opzichte van 2021 gestegen van € 10.309 miljoen naar € 10.759 miljoen (4,4%). Hiervan is een groot deel toe te rekenen aan indexeringen. Daarnaast neemt de instroom in de WIA geleidelijk toe, mede als gevolg van de stijging van de pensioenleeftijd. Oudere werknemers hebben een hogere instroomkans in de WIA.
De daling van de WW-uitkeringen van € 3.553 miljoen in 2021 naar € 2.508 miljoen in 2022 (-29,4%) wordt veroorzaakt door de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.
De toename van de lasten bij de Wazo van € 1.592 miljoen in 2021 naar € 1.684 miljoen in 2022 (5,8%) wordt vooral veroorzaakt door de introductie per 2 augustus 2022 van de Wet betaald ouderschapsverlof (Wbo). Deze wet, onderdeel van de Wazo, regelt betaald ouderschapsverlof voor beide ouders.
De daling bij de Toeslagenwet met € 35 miljoen (9,4%) heeft onder meer te maken met de daling van toeslagen op WW-uitkeringen.
Sociale lasten (13)
De sociale werkgeverslasten volgen de uitkeringen naar wet- en fondsindeling.
Subsidies NOW (14)
De NOW-regeling in het algemeen
Als gevolg van de coronacrisis heeft het kabinet in 2020 de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) in het leven geroepen. De NOW is een subsidie en heeft als doel om werkgevers, met een omzetverlies van minimaal 20%, financieel tegemoet te komen zodat de salarissen van hun werknemers doorbetaald kunnen worden. De NOW wordt via het AWf afgewikkeld en wordt volledig door het ministerie van SZW gefinancierd met een rijksbijdrage.
De NOW bestaat uit zes regelingen, waarbij de NOW 3 uit drie aanvraagperiodes bestaat. In de tabel Kenmerken NOW-regelingen hieronder worden enkele relevante kenmerken van deze regelingen benoemd. Voor een meer gedetailleerde weergave van de kenmerken verwijzen wij naar informatie op uwv.nl.
Tabel Kenmerken NOW-regelingen
NOW 1 | NOW 2 | NOW 3.1 | NOW 3.2 | NOW 3.3 | NOW 4 | NOW 5 | NOW 6 | |
Loonsomperiode | maart | juni | oktober | januari | april | juli | november | januari |
Maximaal tegemoetkomings- percentage van de loonsom | 90 | 90 | 80 | 85 | 85 | 85 | 85 | 85 |
Opslagpercentage voor aanvullende lasten | 30 | 40 | 40 | 40 | 40 | 40 | 40 | 30 |
Periode aanvraag voor vaststelling van de subsidie | 7 oktober 2020 t/m 31 oktober 2021 | 15 maart 2021 t/m 31 maart 2022 | 4 oktober 2021 t/m 22 februari 2023 | 31 januari 2022 t/m 22 februari 2023 | 31 januari 2022 t/m 22 februari 2023 | 31 maart 2022 t/m 22 februari 2023 | 1 juni 2022 t/m 2 juni 2023 | 3 oktober 2022 t/m 2 juni 2023 |
Bij de NOW is gekozen voor een systematiek van snelle bevoorschotting om werkgevers vlug van middelen te voorzien op basis van de aangegeven loonsom bij de Belastingdienst en de opgegeven omzetverlies door de werkgever. De vaststelling van de subsidie en de controle daarop vindt achteraf plaats, op basis van het gerealiseerde omzetverlies en de gerealiseerde loonsom.
Bij de subsidieaanvraag moet de werkgever een inschatting maken van het verwachte omzetverlies. De werkgevers ontvangen bij alle regelingen op aanvraag een voorschot van 80%. De uiteindelijke subsidievaststelling wordt berekend op basis van het door de werkgever opgegeven daadwerkelijke omzetverlies, vermenigvuldigd met de bij de Belastingdienst aangegeven loonsom over een bepaald tijdvak. Dit tijdvak wordt per regeling specifiek vastgesteld en is voor elke regeling verschillend. Het omzetverlies wordt berekend door de opgegeven omzet in de (gekozen) omzetperiode te relateren aan de referentie-omzet. De referentie‑omzet is een vergelijkbaar gedeelte van de omzet in 2019.
De aanvraagperioden voor vaststelling van de definitieve subsidie staan in de tabel Kenmerken NOW‑regelingen vermeld. Een vaststelling zal (bijna) altijd leiden tot een nabetaling of een terugvordering in relatie tot het eerder betaalde voorschot. Vorderingen kleiner dan € 500 worden niet geïnd maar afgeboekt. Bedrijven die geen vaststellingsaanvraag indienen krijgen een ambtshalve nihilstelling. Bij een ambtshalve nihilstelling wordt het gehele bedrag aan voorschot van de subsidie teruggevorderd, ook bij voorschotten kleiner dan € 500.
Toelichting op de raming van de NOW-lasten
De NOW-lasten bestaan, naast de voorschotten, uit de gerealiseerde resultaten van reeds afgewikkelde subsidies en de schatting van de nog af te wikkelen subsidies. De verwachte toekomstige kasstromen zijn bepalend voor de waardering van de nog af te wikkelen subsidies per balansdatum. De details hiervan geven we in paragraaf Toelichting op de balans onder de kopjes Vorderingen NOW met betalingsregeling (Financiële vaste activa), Vorderingen NOW zonder betalingsregeling (Vorderingen) en Nog te betalen subsidies NOW.
De opbouw van de NOW-lasten per regeling en per component is opgenomen in onderstaande tabel Subsidies NOW.
Tabel Subsidies NOW
Bedragen x € 1 miljoen | NOW | NOW | NOW | NOW | NOW | NOW | NOW | NOW | Totaal |
Voorschotten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 12 | 1.201 | 1.213 |
Intrekkingen | 0 | -1 | -2 | -2 | -2 | 0 | 0 | -2 | -9 |
(Raming) vorderingen als gevolg van subsidievaststelling | 0 | 0 | -469 | -761 | -575 | -236 | -122 | -392 | -2.555 |
(Raming) nabetalingen als gevolg van subsidievaststelling | 0 | 0 | 484 | 399 | 176 | 147 | 138 | 119 | 1.463 |
Initiële waardering vorderingen met een betalingsregeling | 67 | 73 | 20 | 31 | 24 | 10 | 5 | 18 | 248 |
Dotatie aan voorziening wegens oninbare vorderingen | 35 | 10 | 13 | 22 | 17 | 7 | 4 | 12 | 120 |
Ramingsverschillen en correcties op vaststellingen | 63 | 54 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 117 |
Totaal | 165 | 136 | 46 | -311 | -360 | -72 | 37 | 956 | 597 |
Zoals uit de tabel blijkt, bestaan de NOW-lasten voornamelijk uit de betaalde voorschotten en de vorderingen respectievelijk nabetalingen die voortvloeien uit de definitieve subsidievaststellingen. Een aantal werkgevers heeft ervoor gekozen hun eerdere aanvraag in te trekken en het ontvangen voorschot terug te betalen. Deze intrekkingen staan apart vermeld. Uit deze tabel blijkt verder dat er ook lasten zijn die voortvloeien uit de waardering van de terug te vorderen subsidies (als gevolg van de initiële waardering van de vorderingen met betalingsregeling en dotaties aan de voorziening voor oninbaarheid). De post ‘Ramingsverschillen en correcties op vaststellingen’ gaat bijna geheel over de NOW 1 en de NOW 2 en bestaat bij deze regelingen voor een deel uit de verschillen tussen de ramingen die in de jaarrekening 2021 zijn verantwoord en de vaststellingen hiervan in het verslagjaar 2022. Voor een ander deel bestaat deze post uit correcties op vaststellingen als gevolg van bezwaar- en/of beroepszaken.
NOW 1 en NOW 2
In de jaarrekening 2021 zijn de lasten van de NOW 1 en de NOW 2 geraamd met een voorspelmodel op basis van Boosted Trees Regressie-algoritme. Om de voorspelkracht van het gebruikte model en daarmee de betrouwbaarheid van de raming te beoordelen zijn de modeluitkomsten, voor zover de eind 2021 geraamde subsidies in 2022 zijn vastgesteld, geanalyseerd ten opzichte van de realisaties. Uit deze analyse is gebleken dat de verschillen tussen raming en realisatie zowel positief als negatief zijn en in grote lijnen tegen elkaar weg vallen. Voor de NOW 1 is per saldo 2,2% minder teruggevorderd dan geraamd en voor de NOW 2 per saldo 4,1% minder. Daarom is geconcludeerd dat de verantwoorde ramingen van de NOW 1 en de NOW 2 in de jaarrekening 2021 per saldo een goed beeld hebben gegeven.
In de jaarrekening 2022 worden de terug te vorderen bedragen en nog te betalen bedragen verantwoord op basis van de realisaties, omdat de aanvraagperioden gesloten zijn en er ultimo 2022 geen nieuwe ramingen zijn gemaakt voor de NOW 1 en de NOW 2.
NOW 3, NOW 4, NOW 5 en NOW 6
Bij de jaarrekening 2021 is er voor de NOW 3.1 en hoger geen gebruikgemaakt van het voor de NOW 1 en de NOW 2 gehanteerde voorspelmodel, omdat er op dat moment voor de NOW 3.1 nog te weinig en voor de rest van de NOW‑regelingen geen vaststellingsaanvragen waren ontvangen. Voor de verantwoording in de jaarrekening 2021 was de schatting dat de uiteindelijke subsidielasten van de NOW 3, de NOW 4 en de NOW 5 in de buurt van de toegekende voorschotten zouden liggen. Daarom is voor alle aanvragen die nog niet waren vastgesteld, het toegekende voorschot (80%) als subsidielast verantwoord.
Voor de jaarrekening 2022 is het wel mogelijk gebleken om de lasten van de NOW 3, de NOW 4, de NOW 5 en ook de NOW 6 te ramen met een voorspelmodel, omdat er inmiddels voldoende vaststellingsaanvragen zijn ontvangen om te projecteren op het niet-vastgestelde deel van de NOW‑aanvragen. Wij hebben daarom een aantal modellen onderzocht om te beoordelen welk model de beste resultaten oplevert om een raming voor de lasten van de NOW 3 tot en met de NOW 6 te doen. Bij dit onderzoek is de voorspelkracht van vier typen regressiemodellen [1] getest met de beschikbare data. Uit de test is gebleken dat het GBR (gradient boosted regression)‑model en het random forest‑model bij alle NOW‑regelingen het beste presteren op de varianties [2] en de afwijkingspercentages [3] . Uit de doorrekeningen van het GBR‑model en het random forest‑model is ook gebleken dat de uitkomsten van de ramingen volgens beide modellen dicht bij elkaar liggen. Omdat het GBR-model ook is gehanteerd voor de raming van de NOW 1 en de NOW 2 in de jaarrekening 2021, hebben wij er uit oogpunt van consistentie voor gekozen om het GBR‑model ook te gebruiken om de ramingen te doen voor de jaarrekening 2022. Op basis van de varianties en de afwijkingspercentages kunnen wij concluderen dat de statistische betrouwbaarheid van het in 2022 gehanteerde model is verbeterd ten opzichte van het in 2021 gehanteerde model.
- 1De vier typen modellen zijn: random forest, GBR (gradient boosted regression), elastic net en SVR (support vector regression).
- 2De varianties zijn: r (correlatiecoëfficiënt), (determinatiecoëfficiënt) en (variantie).
- 3De afwijkingspercentages van de modellen zijn: MSE (mean squared error), RMSE (root mean square error) en MAE (mean absolute error).
Vaststellingspercentages
Het vaststellingspercentage geeft de verhouding weer tussen de definitieve vastgestelde NOW‑subsidie ten opzichte van het maximum dat bij de aanvraag van de subsidie is toegekend. In onderstaande tabel zijn de vaststellingspercentages weergegeven van de subsidies die tot en met januari 2023 zijn vastgesteld:
Tabel Vaststellingspercentages NOW
Bedragen x € 1 miljoen | NOW 1 | NOW 2 | NOW 3.1 | NOW 3.2 | NOW 3.3 | NOW 4 | NOW 5 | NOW 6 | Totaal | |
Toegekend | ||||||||||
Subsidie 100% | 9.106 | 5.118 | 3.510 | 4.064 | 2.514 | 1.335 | 1.146 | 1.498 | 28.292 | |
Uitbetaald voorschot 80% (onder aftrek van intrekkingen) | 7.285 | 4.094 | 2.808 | 3.252 | 2.011 | 1.068 | 919 | 1.198 | 22.636 | |
Gedeelte toekenningen waarop inmiddels is vastgesteld | ||||||||||
Subsidie 100% | A | 8.933 | 4.736 | 1.385 | 1.300 | 780 | 232 | 205 | 86 | 17.657 |
Bijbehorend voorschot 80% | 7.147 | 3.789 | 1.108 | 1.040 | 624 | 186 | 164 | 69 | 14.126 | |
Nog vast te stellen | ||||||||||
Subsidie 100% | 173 | 382 | 2.125 | 2.765 | 1.734 | 1.103 | 941 | 1.412 | 10.635 | |
Bijbehorend voorschot 80% | 138 | 305 | 1.700 | 2.212 | 1.387 | 883 | 755 | 1.129 | 8.510 | |
Definitief vastgestelde subsidie | ||||||||||
Voorschot m.b.t. vastgestelde subsidie | 7.147 | 3.789 | 1.108 | 1.040 | 624 | 186 | 164 | 69 | 14.126 | |
Teruggevorderd tot en met januari 2023 | -2.548 | -1.606 | -224 | -203 | -109 | -47 | -26 | -14 | -4.775 | |
Nabetaald tot en met januari 2023 | 505 | 351 | 270 | 212 | 86 | 54 | 40 | 17 | 1.535 | |
Definitief vastgestelde subsidie | B | 5.104 | 2.534 | 1.154 | 1.049 | 601 | 193 | 178 | 72 | 10.886 |
Vaststellingspercentage | = B/A | 57% | 54% | 83% | 81% | 77% | 83% | 87% | 84% | 62% |
Overige baten en lasten (15)
De overige baten en lasten, buiten de NOW, kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Tabel Overige baten en lasten
Bedragen x € 1 miljoen | 2022 | 2021 | ||
Overige baten | ||||
Ontvangsten uit regreszaken | 77 | 82 | ||
Rentebaten niet voortvloeiend uit rekening-courant Financiën | 33 | 7 | ||
Boetes | 6 | 6 | ||
Subsidies aanvullende crisisdienstverlening COVID-19 | 2 | 0 | ||
Baten ESF inzake re-integratie | 0 | 19 | ||
Diverse overige baten | 1 | 0 | ||
119 | 114 | |||
Overige lasten | ||||
Inkoop arbeidsbemiddeling voor arbeidsbeperkten | 92 | 93 | ||
Werkvoorzieningen | 76 | 70 | ||
Onderwijsvoorzieningen | 26 | 23 | ||
Subsidie aan instellingen | 13 | 13 | ||
Wmo 2015 | 14 | 10 | ||
Scholingsbudget 2018-2020 | 10 | 15 | ||
Ziektewet-arbo-interventies | 3 | 3 | ||
Aanvullende crisisdienstverlening COVID-19 | 2 | 0 | ||
Regeling scholing kansberoep | 0 | 0 | ||
Programmakosten overig | 0 | 2 | ||
Totaal re-integratielasten | 236 | 229 | ||
Compensatie transitievergoeding | 378 | 319 | ||
Subsidieregeling STAP-budget | 174 | - | ||
Bijdrage aan SER | 19 | 15 | ||
Proceskosten en vergoeding rechtsbijstand | 11 | 10 | ||
Reiskosten cliënten | 1 | 1 | ||
Rentelasten niet voortvloeiend uit rekening-courant Financiën | 6 | 1 | ||
Diverse overige lasten | 3 | 5 | ||
Totaal resterende overige lasten | 592 | 351 | ||
828 | 580 | |||
Totaal | 709 | 466 |
In de component Rentebaten niet voortvloeiend uit rekening‑courant Financiën is een bedrag van € 29 miljoen opgenomen in verband met de amortisatie van de afwaardering op NOW‑vorderingen met een betalingsregeling, zoals uiteengezet in paragraaf Toelichting op de balans, onder het kopje Vorderingen NOW-met betalingsregeling.
Voor de Compensatie transitievergoeding verwijzen wij naar paragraaf Toelichting op de balans onder het kopje Voorzieningen.
De Subsidieregeling STAP-budget is een nieuwe regeling waarmee personen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt publieke financiering voor scholingsactiviteiten kunnen aanvragen. Deze regeling is in de plaats gekomen van de fiscale aftrek scholingskosten die per 1 januari 2022 is afgeschaft. Het STAP‑budget kan mensen motiveren om zich te blijven ontwikkelen om goed inzetbaar te blijven op de arbeidsmarkt. Werkenden en werkzoekenden kunnen vanaf 2022 een STAP-budget van maximaal € 1.000 per jaar aanvragen voor scholing en ontwikkeling.
Uitvoeringskosten
In 2022 zijn de gerealiseerde uitvoeringskosten met € 110 miljoen toegenomen ten opzichte van 2021. De toename is voornamelijk het gevolg van hogere personeelskosten en toegenomen projectkosten.
In het vervolg van deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de uitvoeringskosten per kostensoort inclusief projectkosten, zoals opgenomen in de staat van baten en lasten.
Personeelskosten (16)
Tabel Personeelskosten
Bedragen x € 1 miljoen | 2022 | 2021 |
Lonen en salarissen | 1.145 | 1.088 |
Sociale lasten | 184 | 164 |
Pensioenen | 175 | 144 |
Externe inleen | 254 | 245 |
Frictiekosten personeel | 0 | 2 |
Overige personeelskosten | 62 | 86 |
Totaal | 1.820 | 1.729 |
Lonen en salarissen – De lonen en salarissen zijn € 55 miljoen (5,1%) hoger dan in 2021. Deze toename is het gevolg van een toename van de personele bezetting. Daarnaast zijn de salarissen per 1 januari 2022 conform de cao verhoogd met 2,7%.
Pensioenen – De pensioenlasten bedragen € 175 miljoen (2021: € 144 miljoen). De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling zijn:
-
De regeling kan worden getypeerd als een toegezegde bijdrageregeling.
-
Het pensioengevend salaris wordt bepaald op basis van middelloon.
-
Indexatie vindt plaats voor zover de middelen van het fonds dat toelaten. Voor actieve deelnemers vindt indexatie plaats op grond van cao-loonsverhogingen, voor gepensioneerden op grond van de prijsindex.
Tussen UWV en de Stichting Pensioenfonds UWV (hierna: het Pensioenfonds) wordt jaarlijks een financieringsovereenkomst afgesloten. In de financieringsovereenkomst is onder meer vastgelegd dat de door werkgever en deelnemers gezamenlijk verschuldigde jaarlijkse premie niet meer bedraagt dan de door cao‑partijen vastgestelde maximale premie, evenals de premiegrondslag. De in de cao 2022 vermelde maximale premie bedraagt 22,7% van de brutoloonsom met een (maximaal) opbouwpercentage van 1,738%.
De dekkingsgraad geeft de verhouding weer tussen de bezittingen (zoals aandelen, obligaties, vastgoed) en de verplichtingen (de waarde van alle nu en in de toekomst uit te keren pensioenen) van het fonds. De beleidsdekkingsgraad is de gemiddelde dekkingsgraad over de afgelopen twaalf maanden. Dit is de basis waarop pensioenfondsen hun beleid moeten afstemmen. Per 31 december 2022 bedroeg de beleidsdekkingsgraad 120,3% (106,7% per 31 december 2021).
Het belegd vermogen van het Pensioenfonds bedroeg ultimo 2022 ongeveer € 7,8 miljard (2021: € 9,5 miljard).
Per 1 juli 2022 is een Algemene maatregel van bestuur (AMvB) van kracht die de regels rondom het verhogen van pensioen versoepelt. Deze AMvB hangt samen met de geplande overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. Als gevolg van de versoepeling van de regels en de toereikende financiële positie van het Pensioenfonds zijn de pensioenen (met terugwerkende kracht) verhoogd per 1 januari 2022. Voor de werknemers bedraagt de verhoging 1,7% en voor gepensioneerden 2,57%.
Externe inleen – De kosten van externe inleen bedragen € 254 miljoen. De kosten hebben voornamelijk betrekking op uitzendkrachten en externe inleen van ICT’ers, verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen.
Overige personeelskosten – Deze kosten betreffen onder meer opleidingskosten, reiskosten en cateringkosten.
Huisvestingskosten (17)
Tabel Huisvestingskosten
Bedragen x € 1 miljoen | 2022 | 2021 |
Huren | 53 | 50 |
Afschrijvingen | 12 | 11 |
Beveiliging | 14 | 13 |
Schoonmaak | 9 | 9 |
Dotatie/vrijval voorzieningen huurafkoop en leegstand | 0 | 0 |
Overige huisvestingskosten | 27 | 23 |
Totaal | 115 | 106 |
De inkomsten uit onderverhuur bedragen € 0,4 miljoen (2021: ook € 0,4 miljoen) en zijn in mindering gebracht op de huurlasten.
Automatiseringskosten (18)
De automatiseringskosten betreffen zowel de reguliere als de projectkosten. De personeelskosten van medewerkers werkzaam in de ICT-keten zijn hierbij niet inbegrepen. Bij de automatiseringskosten is een bedrag van € 10 miljoen (2021: € 12 miljoen) aan afschrijvingslasten inbegrepen. Er worden geen automatiseringsmiddelen geleased.
Kantoorkosten (19)
Bij de kantoorkosten is een bedrag van € 4 miljoen (2021: € 3 miljoen) aan afschrijvingslasten inbegrepen.
Vervoers- en overige kosten (20)
De vervoerskosten betreffen met name de kosten van dienstreizen en leaseauto’s. De kosten voor de autoleasecontracten bedragen in 2022 € 5 miljoen (2021: € 4 miljoen). De overige kosten hebben onder meer betrekking op medische informatie en communicatie.
Financiële baten en lasten (21)
Volgens de regelgeving wordt over de dagelijkse saldi van de rekeningen‑courant bij de minister van Financiën rente berekend. Over de creditsaldi van elk van de rekeningen-courant wordt een rente vergoed die gelijk is aan de daggeldrente. Over de debetsaldi van elk van de rekeningen-courant wordt een rente betaald die gelijk is aan de daggeldrente. Wanneer de rente negatief is, wordt deze rente gelijkgesteld aan nul. In 2022 is de rente sinds september opgelopen van 0% naar circa 1,9%.
Accountantshonorarium
De Accountantsdienst UWV controleert de wettelijke jaarrekening van UWV en geeft hierbij een controleverklaring af. Ook geeft de Accountantsdienst een controleverklaring af bij de verantwoording over de gegevensverwerking en de gegevensuitwisseling via de gemeenschappelijke elektronische voorzieningen SUWI.
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (PwC) controleert de publieksversie van de jaarrekening. Hierbij maakt PwC, voor zover vaktechnisch mogelijk, gebruik van de werkzaamheden van de Accountantsdienst UWV en geeft op basis van deze en de overige door de externe accountant verrichte werkzaamheden als openbaar accountant van UWV een verklaring inzake de getrouwheid af bij de publieksversie van de jaarrekening.
In onderstaande tabel worden alle vergoedingen aan PwC verantwoord.
Tabel Accountantshonorarium
Bedragen x € 1.000 | 2022 | 2021 |
Onderzoek van de jaarrekening (PwC Accountants N.V.) | 917 | 1.004 |
Andere controleopdrachten | - | - |
Adviesopdrachten op fiscaal terrein | - | - |
Andere niet-controlediensten (PwC Advisory N.V.) | 11 | - |
Totaal | 928 | 1.004 |
Bovenstaande honoraria betreffen de werkzaamheden die bij de rechtspersoon zijn uitgevoerd door accountantsorganisaties en externe accountants zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 Wta (Wet toezicht accountantsorganisaties) en de in rekening gebrachte honoraria van het gehele netwerk waartoe de accountantsorganisatie behoort. Deze honoraria hebben betrekking op de diensten die door de accountantsorganisatie zijn geleverd in 2022, ongeacht of de werkzaamheden betrekking hebben op de jaarrekening 2022.
Verder vermelden we de kosten van de Accountantsdienst UWV zoals deze als last in het boekjaar zijn verantwoord: deze bedroegen in 2022 € 6,5 miljoen (2021: € 6,1 miljoen). De werkzaamheden waarop deze kosten betrekking hebben zijn toegelicht in paragraaf Advies- en controleorganen UWV onder het kopje Intern en openbaar accountant. Circa 50% van deze werkzaamheden betreft verantwoordingsonderzoeken, waaronder met name naar de jaarrekening van UWV.
WNT-verantwoording 2022
De Wet normering topinkomens (WNT) is van toepassing op UWV. Het voor UWV toepasselijke bezoldigingsmaximum is in 2022 € 216.000. Dit is het algemeen bezoldigingsmaximum.
Tabel Bezoldiging topfunctionarissen
Bedragen x € 1 | Maarten Camps | Guus van Weelden | Nathalie van Berkel | Johanna Hirscher | Janet Helder |
Gegevens 2022 | |||||
Functiegegevens | Voorzitter RvB | Lid RvB | Lid RvB | Lid RvB | * |
Aanvang en einde functievervulling in 2022 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 30/5 en | 1/1 - 31/12 |
Omvang dienstverband (als deeltijdfactor in fte) | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 |
Dienstbetrekking? | ja | ja | ja | ja | ja |
Bezoldiging | |||||
Beloning plus belastbare onkostenvergoedingen | 199.134 | 199.134 | 201.468 | 184.899 | 175.507 |
Beloningen betaalbaar op termijn | 16.365 | 16.365 | 16.365 | 15.251 | 16.365 |
Subtotaal | 215.499 | 215.499 | 217.833 | 200.149 | 191.872 |
-/- onverschuldigd betaald en nog niet terugontvangen bedrag | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Totaal bezoldiging 2022 | 215.499 | 215.499 | 217.833 | 200.149 | 191.872 |
Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum | 216.000 | 216.000 | 216.000 | 200.614 | 216.000 |
Het bedrag van de overschrijding en de reden waarom de overschrijding al dan niet is toegestaan | n.v.t. | n.v.t. | 1.833** | n.v.t. | n.v.t. |
Toelichting op de vordering wegens onverschuldigde betaling | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Gegevens 2021 | |||||
Functiegegevens | Voorzitter RvB | Lid RvB | Lid RvB ** | Lid RvB | Lid RvB * |
Aanvang en einde functievervulling in 2021 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/1 - 31/12 | 1/12 - 31/12 | 1/1 - 31/12 |
Omvang dienstverband (als deeltijdfactor in fte) | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1,0 |
Dienstbetrekking? | ja | ja | ja | ja | ja |
Bezoldiging | |||||
Beloning plus belastbare onkostenvergoedingen | 194.158 | 194.158 | 187.158 | 16.180 | 169.850 |
Beloningen betaalbaar op termijn | 14.340 | 14.340 | 14.340 | 1.195 | 14.340 |
Totaal bezoldiging 2021 | 208.498 | 208.498 | 201.498 | 17.375 | 184.190 |
Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum | 209.000 | 209.000 | 209.000 | 17.751 | 209.000 |
- *Lid raad van bestuur tot en met augustus 2021, daarna gedetacheerd bij de Belastingdienst en oefent dus feitelijk geen functie meer uit bij UWV.
- **Nathalie van Berkel heeft in 2022 een nabetaling over 2021 ad € 2.334 ontvangen. Dit bedrag is meegenomen in de cijfers over 2022 maar kan conform de WNT worden toegerekend aan de beloning van 2021. Dit leidt niet tot een overschrijding van het individueel bezoldigingsmaximum over 2021.
UWV kent geen leidinggevende topfunctionarissen zonder dienstbetrekking in het verslagjaar 2022.
UWV heeft een Audit Advies Commissie met een toezichthoudende functie.
Tabel Bezoldiging toezichthoudende topfunctionarissen
Bedragen x € 1 | Hans van der Vlist | Hans Ouwehand | Lineke Sneller | Frans van der Ent | Marga Bekker |
Gegevens 2022 | |||||
Functiegegevens | Voorzitter | Lid | Lid | Lid | Lid |
Aanvang en einde functievervulling in 2022 | 1/1 - | 1/1 - | 1/1 - | 1/1 - | 1/1 - |
Bezoldiging | |||||
Bezoldiging | 16.272 | 11.187 | 11.187 | 11.187 | 11.187 |
-/- onverschuldigd betaald en nog niet terugontvangen bedrag | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Bezoldiging 2022 | 16.272 | 11.187 | 11.187 | 11.187 | 11.187 |
Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum | 32.400 | 21.600 | 21.600 | 21.600 | 21.600 |
Het bedrag van de overschrijding en de reden waarom de overschrijding al dan niet is toegestaan | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Toelichting op de vordering wegens onverschuldigde betaling | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Gegevens 2021 | |||||
Functiegegevens | Voorzitter | Lid | Lid | Lid | Lid |
Aanvang en einde functievervulling in 2021 | 1/1 - | 1/1 - | 1/1 - | 1/1 - | 1/1 - |
Bezoldiging 2021 | 16.000 | 11.000 | 11.000 | 11.000 | 11.000 |
Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum | 31.350 | 20.900 | 20.900 | 20.900 | 20.900 |
Tabel Bezoldiging niet-topfunctionarissen
Bedragen x € 1 | Directeur | Directeur |
Gegevens 2022 | ||
Functiegegevens | ||
Omvang dienstverband (als deeltijdfactor in fte) | 1,00 | 1,05 |
Bezoldiging | ||
Beloning plus belastbare onkostenvergoedingen | 201.901 | 210.029 |
Beloningen betaalbaar op termijn | 16.365 | 15.002 |
Totaal bezoldiging 2022 | 218.266 | 225.031 |
Individueel toepasselijk drempelbedrag bezoldiging | 216.000 | 216.000 |
Verplichte motivering van de overschrijding van het individueel toepasselijk drempelbedrag bezoldiging | * | ** |
Gegevens 2021 | ||
Functiegegevens | Directeur | Directeur |
Omvang dienstverband (als deeltijdfactor in fte) | 1,00 | 1,05 |
Bezoldiging | ||
Beloning plus belastbare onkostenvergoedingen | 196.464 | 208.645 |
Beloningen betaalbaar op termijn | 14.340 | 14.340 |
Totaal bezoldiging 2021 | 210.804 | 222.985 |
- *Wordt veroorzaakt door een overeengekomen arbeidsmarkt-/managementtoeslag en de uitbetaling conform cao van het werkgeversdeel van de pensioenpremie boven de maximale pensioenopbouw.
- **Wordt veroorzaakt door een hoger aantal contracturen, een overeengekomen arbeidsmarkt-/managementtoeslag en de uitbetaling conform cao van het werkgeversdeel van de pensioenpremie boven de maximale pensioenopbouw.
Gemiddeld aantal werknemers
Gedurende het jaar 2022 waren, omgerekend naar een volledig dienstverband (fte), gemiddeld 18.718 werknemers in dienst (2021: 17.967). Alle werknemers werkten in Nederland. Het gemiddeld aantal fte’s per bedrijfsonderdeel was in 2022 respectievelijk 2021 als volgt:
Tabel Gemiddeld aantal fte’s
Werk-bedrijf | Sociaal-medische zaken | Uitkeren | Klant & Service | Gegevens-diensten | Bezwaar & Beroep | Hand-having | Centrale staven | Boven-tallig | Totaal | |
2022 | 5.629 | 4.039 | 4.157 | 1.079 | 375 | 1.024 | 534 | 1.876 | 5 | 18.718 |
2021 | 5.488 | 3.828 | 3.828 | 909 | 211 | 1.060 | 522 | 2.106 | 15 | 17.967 |
Gebeurtenissen na balansdatum
Voor zover relevant zijn de feiten en gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na balansdatum vermeld in dit jaarverslag.
Amsterdam, 14 maart 2023
Raad van bestuur UWV
Maarten Camps, voorzitter Nathalie van Berkel Johanna Hirscher Guus van Weelden