Sociaal-medische dienstverlening
We hebben in 2022 in totaal 124.200 sociaal‑medische beoordelingen uitgevoerd. Dat zijn er 20.900 (ruim 14%) minder dan in 2021 (145.100). Deze daling kunnen we grotendeels verklaren: we beschikten in 2022 over minder beoordelingscapaciteit dan in 2021, hadden te maken met een relatief hoog verzuim en verrichtten meer arbeidsintensieve beoordelingen. Er blijft echter een deel dat niet cijfermatig te verklaren is. De daling betreft zowel de claimbeoordelingen voor de WIA en de Wajong, de eerstejaars Ziektewet‑beoordelingen als de herbeoordelingen. Het aantal in 2022 uitgevoerde eerstejaars Ziektewet‑beoordelingen is overigens niet vergelijkbaar met eerdere jaren, omdat we deze nu alleen nog uitvoeren in situaties waarin we verwachten dat de beoordeling zal leiden tot uitstroom uit de Ziektewet.
De vraag naar sociaal‑medische dienstverlening is groter dan we met de beschikbare beoordelingscapaciteit aankunnen. Het aantal verzekeringsartsen is verder afgenomen van 565 fte’s per eind 2021 naar 525 fte’s per eind 2022. Dit komt doordat de samenstelling van onze artsencapaciteit wijzigt als gevolg van de uitstroom van ervaren verzekeringsartsen, voornamelijk wegens pensionering, en de instroom van nieuwe artsen, die vaak nog opgeleid moeten worden en dus minder productief zijn. Sinds 2020 hebben we steeds minder ervaren verzekeringsartsen, die per persoon ook nog meer tijd moeten besteden aan de opleiding en begeleiding van nieuwe collega’s. Daarom moeten we keuzes maken.
Met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) hebben we afgesproken dat van de claimbeoordelingen die voor de WIA de hoogste prioriteit hebben. Deze arbeidsintensiefste beoordelingen voerden we relatief gezien het vaakst uit. In 2022 is de achterstand bij de WIA‑beoordelingen desondanks toegenomen, zowel absoluut (van bijna 12.200 per eind 2021 naar een kleine 17.300 per eind 2022) als percentueel (van 46% naar 58%). In de laatste maanden van het jaar zijn we er wel in geslaagd het aantal mensen dat te lang op een beoordeling wacht te stabiliseren. Eind 2022 wachtten in totaal nog bijna 9.300 mensen langer dan zes maanden op een beoordeling. Het aantal mensen dat al vóór 2021 een aanvraag heeft ingediend en nog steeds op een beoordeling wacht, is afgenomen van ruim 500 naar ruim 200. De lange periode dat deze cliënten wachten heeft meerdere oorzaken. Zo zijn ze soms moeilijk te bereiken, mede doordat een deel van hen in het buitenland woont. We streven ernaar de resterende groep zo snel mogelijk te beoordelen. Doordat we in minder gevallen tijdig de claimbeoordeling hebben afgerond, hebben we in 2022 ook meer voorschotten verstrekt om onze cliënten toch zo snel mogelijk van inkomen te voorzien. In 2022 verstrekten we in totaal 22.500 voorschotten (2021: 18.300). Daarnaast zijn vanwege de lange wachttijden ook de dwangsommen opgelopen van mensen die een aanvraag hebben gedaan en ons in gebreke hebben gesteld. In 2022 is er voor € 10,6 miljoen aan dwangsommen betaald (2021: € 4,8 miljoen). Ter vergelijking: UWV‑breed is er voor een bedrag van bijna € 11,0 miljoen (2021: € 5,3 miljoen) aan dwangsommen betaald.
De gevolgen van deze situatie zijn voor zowel cliënten, werkgevers als UWV‑medewerkers zeer onwenselijk. Mensen die een aanvraag hebben ingediend, moeten lang wachten op de uitkomst van hun beoordeling en verkeren daardoor lang in onzekerheid. We nemen daarom telefonisch contact op om hen te informeren en de mogelijkheid van een voorschot te bespreken (zie ook paragraaf Meer menselijke maat en maatwerk onder het kopje Proactief contact). Ook werkgevers merken de gevolgen van de langere wachttijden bij UWV. In 2022 hebben we een aantal klankbordbijeenkomsten met werkgevers georganiseerd waar we hebben toegelicht hoe we aan oplossingen werken, met vooral aandacht voor de vorming van de sociaal‑medische centra (zie hieronder) in verschillende regio’s. Deze bijeenkomsten hebben zowel verbeterpunten als complimenten opgeleverd. Onze medewerkers hebben te maken met een hoge werkdruk door de grote vraag naar de dienstverlening. Zij kijken tegen grote achterstanden aan en kunnen cliënten niet de dienstverlening bieden waar ze recht op hebben.
Maatregelen om mismatch op te lossen
We werken al langere tijd intensief aan maatregelen die zowel op de korte als op de lange termijn moeten zorgen voor perspectief voor cliënten, werkgevers en onze medewerkers. Dat doen we in overleg met het ministerie van SZW, de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde (NVVG), onze cliëntenraad en andere stakeholders. In april 2021 heeft de minister van SZW de Tweede Kamer met de brief Toekomst sociaal‑medisch beoordelen geïnformeerd over een eerste set maatregelen die we nemen als begin van een oplossing voor de mismatch. Centraal hierin staat de ontwikkeling van sociaal‑medische centra. Eind augustus 2022 heeft de minister met de brief Aanpak mismatch sociaal‑medisch beoordelen en hardheden WIA aanvullende maatregelen aangekondigd en UWV gevraagd om het aantal sociaal‑medische centra versneld uit te breiden.
Werken in sociaal-medische centra
UWV maakt de omslag naar een regiemodel voor sociaal‑medische dienstverlening waarin meerdere bedrijfsonderdelen samenwerken: het sociaal‑medische centrum. Cliënten konden in 2022 in 4 proeftuinen met deze nieuwe dienstverlening kennismaken. De kern ervan is dat een vast multidisciplinair team medewerkers onder inhoudelijke leiding van een verzekeringsarts steeds vaststelt op welke momenten welke inzet van welke expertise passend is en welke aanvullende begeleiding er daarna nodig is. De verzekeringsarts kan hierbij taken delegeren aan een sociaal‑medisch verpleegkundige, die in veel gevallen het aanspreekpunt is voor de cliënten. Het multidisciplinaire team brengt samen met de cliënt alle benodigde informatie bij elkaar, zodat de verzekeringsarts zich goed geïnformeerd kan concentreren op de beoordeling en op de regie van de begeleiding. In 2022 zijn 20 van deze teams van start gegaan. Eind 2022 konden cliënten in 8 regio’s al gebruikmaken van de diensten van een sociaal‑medisch centrum, in de overige 3 regio’s waren deze in oprichting. We breiden deze manier van werken in opdracht van de minister van SZW versneld uit. Dit betekent dat in de loop van 2023 overal in het land zo veel mogelijk teams stappen zetten richting een sociaal‑medisch centrum. Medio 2022 hebben we de tevredenheid van cliënten en medewerkers over deze nieuwe dienstverlening onderzocht en in welke mate die de kwaliteit en het aantal beoordelingen verhoogt. De evaluatie heeft een aantal positieve en ook kritische aanknopingspunten opgeleverd voor de verdere ontwikkeling van de sociaal‑medische centra. Cliënten gaven aan dat ze de contactmomenten als erg prettig ervaren, maar dat het in de tussenliggende periodes voor hen vaak onduidelijk is wat er gebeurt. Dat zien we ook terug in de algemene UWV‑brede klanttevredenheidsmetingen, waarin duidelijkheid en perspectief steevast als belangrijke aandachtspunten worden benoemd. Medewerkers gaven te kennen dat de betere samenwerking en de korte lijnen van afstemming in een sociaal‑medisch centrum zorgen voor een kwalitatief betere dienstverlening. Ze gaven verder aan dat ze wel meer ruimte voelen om de dienstverlening meer op maat vorm te geven, maar daarbij nog wel beperkt worden doordat de ondersteuning in systemen hier nog niet op is aangepast. We zien dat in de sociaal‑medische centra die het langst bestaan relatief meer cliënten worden beoordeeld dan in de andere teams in dezelfde regio. Het is echter nog te vroeg om daar harde conclusies aan te verbinden. We blijven de sociaal‑medische centra periodiek monitoren. De lessen die we daaruit leren gebruiken we om deze nieuwe dienstverlening te verbeteren en bij de vormgeving van nog op te richten sociaal‑medische centra.
Monitoren WGA 80-100 medisch
We willen minimaal één keer per jaar contact hebben met mensen die op medische gronden als volledig arbeidsongeschikt worden beschouwd (WGA 80‑100 medisch). We bespreken dan de ontwikkelingen in hun gezondheid met hen. We plannen vervolgens alleen een herbeoordeling in als uit die informatie blijkt dat herbeoordelen zinvol is. Het voordeel van deze werkwijze is dat cliënten weten wat wij van ze verwachten, dat wij een actueel beeld hebben van hoe het met ze gaat en we ze beter van dienstverlening op maat kunnen voorzien. Eind 2022 hadden we 51% van de cliënten in beeld die in 2021 in de WIA zijn gekomen met de indicatie WGA 80‑100 medisch. Onze ambitie was 60%. De inhoudelijke ervaringen met deze monitoring zijn echter positief. In het algemeen stelt de cliënt het contact op prijs en de sociaal‑medisch verpleegkundige ervaart de contacten en de informatie die gegeven wordt als zinvol. Het percentage herbeoordelingen op initiatief van de verzekeringsarts dat tot een wijziging in het arbeidsongeschiktheidspercentage van de cliënt leidt is substantieel gestegen, van gemiddeld 71% (in 2021 vóór de start van de monitoring) naar gemiddeld 85% in de tweede helft van 2022. Hieruit blijkt de meerwaarde van monitoren.
Uitvoeringsvarianten Ziektewet
Eerstejaars Ziektewet‑beoordelingen zijn complexe en omvangrijke beoordelingen, die voor verzekeringsartsen zeer tijdrovend zijn. Onderzoek en ervaring leren dat het voor uitkeringsgerechtigden de meeste waarde heeft als zij al in het eerste ziektejaar worden gezien door een verzekeringsarts. Om erachter te komen welke werkwijze het meest bijdraagt aan het terug naar werk begeleiden van Ziektewet‑uitkeringsgerechtigden en het tegelijkertijd zo goed mogelijk inzetten van het beperkte aantal verzekeringsartsen, proberen we drie verschillende werkwijzen uit. De uiteindelijke bedoeling is om alleen die eerstejaars Ziektewet‑beoordelingen te doen die een hoge kans op uitstroom hebben, zodat het aantal eerstejaars Ziektewet‑beoordelingen afneemt en we zo artsencapaciteit kunnen besparen. In 2022 is het aantal uitgevoerde eerstejaars Ziektewet‑beoordelingen als gevolg van deze werkwijzen gedaald. Daarbij is echter wel gebleken dat het moeilijk is om de effecten van de verschillende varianten te meten. Omdat we versneld overgaan tot de vorming van de hierboven beschreven sociaal‑medische centra – een van de drie uitvoeringsvarianten – zullen steeds meer teams en vestigingen overstappen op werken volgens deze variant. Daardoor wordt een zinvolle vergelijking tussen de varianten steeds moeilijker.
Verbeteren onderbouwing eigenrisicodragers bij aanvraag beoordeling
Cliënten stellen het op prijs als zij zonder vertraging de benodigde dienstverlening krijgen en hun werkgever alleen een beoordeling aanvraagt als dat echt nodig is. Dit heeft geleid tot een pilot van drie maanden waarin we de beoogde werkwijze hebben beproefd. De resultaten worden op dit moment nader geanalyseerd.
Aanvullende maatregelen
De hiervoor genoemde maatregelen zijn erop gericht om onze cliënten weer binnen de daarvoor geldende termijnen duidelijkheid te geven over hun situatie. De minister van SZW heeft in haar brief van eind augustus 2022 aanvullende maatregelen aangekondigd. Het gaat deels om maatregelen die UWV zelfstandig kan uitvoeren en deels om maatregelen waarmee de minister UWV tijdelijk de mogelijkheid biedt om op een andere manier te werken.
Een van de aanvullende maatregelen betreft tijdelijk buitenwettelijk beleid bij de WIA‑claimbeoordeling van cliënten die gedurende de periode van 1 oktober 2022 tot en met 31 december 2023 60 jaar of ouder zijn. Hierdoor is het sinds oktober 2022 mogelijk dat niet een verzekeringsarts maar een arbeidsdeskundige, met een vereenvoudigde beoordeling, voor oudere cliënten die twee jaar ziek zijn vaststelt of ze in aanmerking komen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Met deze werkwijze willen we bewerkstelligen dat deze cliënten sneller duidelijkheid krijgen over hun inkomen tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. De voorwaarde om deze vereenvoudigde werkwijze toe te passen is dat zowel de cliënt als de werkgever ermee akkoord gaan. De verzekeringsarts wordt wél ingezet wanneer er duurzaam geen arbeidsmogelijkheden zijn, dit in verband met eventuele toekenning van een IVA‑uitkering. We zien dat het aantal WIA‑claimbeoordelingen sinds oktober 2022 is gestegen. Tussen oktober en eind 2022 hebben we de vereenvoudigde beoordeling aangeboden aan ruim 3.300 cliënten van 60 jaar of ouder; bijna 2.500 van hen kregen daarna een verkorte beoordeling. De periode is echter nog te kort om het effect op de achterstanden te kunnen bepalen.
De maatregelen die tot nu toe zijn afgesproken, vormen een welkome stap in de goede richting maar zijn onvoldoende om de mismatch op te lossen. In de laatste maanden van het jaar zijn we erin geslaagd het aantal mensen dat te lang op een beoordeling wacht te stabiliseren. Het inlopen van de achterstanden zal echter nog meerdere jaren duren. Er zijn op korte termijn aanvullende (bovenwettelijke) maatregelen nodig.
OCTAS
In haar brief van eind augustus 2022 heeft de minister van SZW ook aangekondigd dat ze wil komen tot een integrale visie voor een toekomstbestendig, menselijk, eerlijk, uitvoerbaar en betaalbaar stelsel rondom ziekte en arbeidsongeschiktheid. Eind november is de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS) officieel van start gegaan. De commissie heeft opdracht gekregen om te bezien welke fundamentele hervormingen er nodig zijn en om met diverse oplossingsrichtingen te komen voor de belangrijkste knelpunten in het huidige stelsel. UWV zal de commissie hiervoor van de nodige input voorzien. Het eindrapport van de commissie wordt medio 2024 verwacht.