Toelichting op de balans
Materiële vaste activa (1)
Het verloop van de materiële vaste activa kan als volgt worden weergegeven.
Tabel Materiële vaste activa
Bedragen x € 1 miljoen | Investeringen in gehuurde panden | Inventaris | Hardware en software | Totaal |
Stand per 1 januari 2022 | ||||
Aanschafwaarde | 113 | 34 | 108 | 255 |
Cumulatieve afschrijvingen | -58 | -18 | -91 | -167 |
Boekwaarde per 1 januari 2022 | 55 | 16 | 17 | 88 |
Mutaties | ||||
Investeringen | 15 | 3 | 15 | 33 |
Desinvesteringen | 0 | 0 | 0 | 0 |
Afschrijvingen | -12 | -4 | -10 | -26 |
Saldo mutaties | 3 | -1 | 5 | 7 |
Stand per 31 december 2022 | ||||
Aanschafwaarde | 117 | 32 | 122 | 271 |
Cumulatieve afschrijvingen | -59 | -17 | -100 | -176 |
Boekwaarde per 31 december 2022 | 58 | 15 | 22 | 95 |
In 2022 is voor een bedrag van € 17 miljoen aan volledig afgeschreven materiële vaste activa buiten gebruik gesteld (2021: € 6 miljoen). Om die reden zijn de aanschafwaarde en de cumulatieve afschrijvingen ultimo 2022 met dit bedrag gecorrigeerd. In de materiële vaste activa zijn investeringen ten bedrage van € 23 miljoen (2021: € 9 miljoen) inbegrepen die per balansdatum nog niet in gebruik zijn genomen. Het gaat om € 16 miljoen voor projectmatige investeringen in gehuurde panden en € 7 miljoen voor investeringen in telefonie.
De afschrijvingen worden gebaseerd op de geschatte economische levensduur en worden berekend op basis van een vast percentage van de verkrijgingsprijs. Er wordt afgeschreven vanaf het moment van ingebruikneming.
We hanteren de volgende afschrijvingstermijnen:
-
Investeringen in gehuurde panden: maximaal 10 jaar, of zo dit korter is, de verwachte huurtermijn
-
Inventaris: 5–10 jaar
-
Hardware en software: 2–5 jaar
Wij berekenen rente over de financiering van de materiële vaste activa, voor zover deze zijn gefinancierd met middelen uit de fondsen. Deze rente bedraagt over 2022 € 0,02 miljoen (2021: € nihil). Wij hanteren daarbij de rentetarieven die worden toegepast op de rekeningen-courant die wij aanhouden bij de minister van Financiën.
Financiële vaste activa (2)
Zowel op de premievorderingen als op de NOW-vorderingen zijn betalingsregelingen met een duur van meer dan één jaar van toepassing. Het verloop van de financiële vaste activa kan als volgt worden weergegeven.
Tabel Financiële vaste activa
Bedragen x € 1 miljoen | Vorderingen NOW | Premie-vorderingen | Totaal |
Stand per 1 januari 2022 | |||
Nominale waarde | 807 | - | 807 |
Cumulatieve waardeverminderingen | -23 | - | -23 |
Boekwaarde per 1 januari 2022 | 784 | - | 784 |
Mutaties | |||
Verstrekte betalingsregelingen | 1.981 | 2.013 | 3.994 |
Ontvangen termijnen | -1.004 | -145 | -1.149 |
Waardeverminderingen en -veranderingen | -196 | -534 | -730 |
Saldo mutaties | 781 | 1.334 | 2.115 |
Stand per 31 december 2022 | |||
Nominale waarde | 1.784 | 1.868 | 3.652 |
Cumulatieve waardeverminderingen en -veranderingen | -219 | -534 | -753 |
Boekwaarde per 31 december 2022 | 1.565 | 1.334 | 2.899 |
Vorderingen NOW met betalingsregeling
Op vorderingen NOW kunnen, conform wet- en regelgeving, op aanvraag van de werkgever betalingsregelingen (BTR) worden getroffen voor langer dan een jaar, met een maximum van vijf jaar. Op het saldo van de vastgestelde NOW-vorderingen per 31 december 2022 is voor € 956 miljoen aan dergelijke regelingen getroffen, waarvan circa € 337 miljoen (nominale waarde) een looptijd heeft van korter dan een jaar. Naast de vastgestelde NOW‑vorderingen zijn er ook geraamde NOW-vorderingen opgenomen die voortvloeien uit de ramingen van de nog vast te stellen subsidieaanvragen voor de NOW 3 tot en met de NOW 6. Het deel van de geraamde vorderingen waarvan wij verwachten dat daarvoor een betalingsregeling zal worden aangevraagd – dit is circa 33%, ofwel € 828 miljoen – nemen wij op onder de financiële vaste activa. Het overige deel van de geraamde vorderingen (de resterende 67%) verantwoorden wij onder de kortlopende vorderingen.
De BTR-vorderingen hebben, op basis van wet- en regelgeving, een bijzonder karakter, in die zin dat de betalingsregeling direct na een verzoek van een werkgever wordt toegekend zonder dat een onderzoek naar de financiële draagkracht heeft plaatsgevonden of dat er zekerheden zijn gesteld. Ook wordt geen interest in rekening gebracht over de vordering. Een betalingsregeling loopt maximaal vijf jaar. Bij de eerste waardering van deze vorderingen wordt de reële waarde van de vordering bij verstrekking van de betalingsregeling bepaald op basis van de verwachte toekomstige kasstromen, waarbij gerekend wordt met een interestfactor enerzijds en een risicofactor anderzijds. Wij hebben ervoor gekozen de interestfactor te baseren op de rapportages van Bloomberg inzake de zerocouponrente en de risicofactor te ontlenen aan de opgave van De Nederlandsche Bank inzake deposito’s en leningen van monetaire financiële instellingen aan niet-financiële bedrijven. Daarnaast is er, gezien het bovengenoemde bijzondere karakter van deze vorderingen, een extra opslag op de risicofactor opgenomen voor additionele risico’s. Deze bedraagt op jaarbasis 2,65%. Dit percentage is afgeleid van de opgave van de European Banking Authority inzake de kans op wanbetaling voor leningen verstrekt aan het midden- en kleinbedrijf voor > € 1 miljoen.
De afwaardering op al vastgestelde vorderingen bedraagt gemiddeld 10,6% ofwel € 128 miljoen. Naast de berekende reële waarde van al toegekende BTR-vorderingen is een schatting gemaakt van de afwaardering aangaande de betalingsregelingen die naar verwachting in 2023 zullen worden verstrekt. Op basis van het berekende afwaarderingspercentage van het vierde kwartaal 2022 van gemiddeld 14,1% bedraagt deze afwaardering € 120 miljoen.
De aldus berekende reële waarde bij verstrekking van de betalingsregeling, zowel van de al vastgestelde als van de nog vast te stellen BTR-vorderingen, is € 248 miljoen lager dan de oorspronkelijke hoofdsom van de betalingsregelingen ad € 2.039 miljoen. Deze afwaardering naar de reële waarde is in de verantwoording rechtstreeks op het totaalbedrag van de oorspronkelijke hoofdsommen in mindering gebracht en daarnaast als NOW‑lasten verantwoord. Door amortisering wordt deze afwaardering gedurende de looptijd van de regeling in principe geleidelijk teruggebracht tot nihil. De amortisatie bedraagt per balansdatum € 29 miljoen. Als gevolg van de afwaardering en de daarop volgende amortisatie bedraagt de waardevermindering per balansdatum per saldo € 219 miljoen.
Indien het daadwerkelijke percentage voor additionele risico’s in de toekomst afwijkt van het in de berekening betrokken percentage van 2,65%, dan is de afwaardering naar reële waarde bij verstrekking van de betalingsregeling, bij een afwijking van 1,0 procentpunt naar beneden of boven € 38 miljoen lager dan wel € 29 miljoen hoger dan de hierboven vermelde € 248 miljoen.
Premievorderingen met betalingsregeling
Ondernemers met betalingsproblemen vanwege de coronacrisis konden tot en met 31 maart 2022 bijzonder uitstel van betaling aanvragen voor verschillende belastingen. Volgens de regeling hebben ondernemers van 1 oktober 2022 tot 1 oktober 2027 de tijd om hun belastingschuld af te betalen. De afbetaling vindt plaats in maandelijkse vaste termijnen, inclusief invorderingsrente. De premies voor de werknemersverzekeringen maken deel uit van deze crisismaatregel. Ultimo 2022 was er uitstel van betaling verleend voor € 1.868 miljoen aan premievorderingen. Op deze vorderingen is een waardevermindering toegepast van € 534 miljoen (28,6%). Voor de premievorderingen is het niet mogelijk gebleken om de waardering in lijn met onze waarderingsgrondslagen te bepalen, omdat we niet kunnen beschikken over de gegevens van de individuele premievorderingen. Daarom hebben wij de waardering van de premievorderingen gebaseerd op een door het ministerie van Financiën uitgevoerde analyse [1] , na een controle op plausibiliteit en toepasbaarheid. De toepasbaarheid van de analyse hebben wij onder meer beoordeeld op basis van een vergelijking met de waardering van de NOW-vorderingen met betalingsregeling, uitgaande van een gelijke looptijd van vijf jaar.
- 1In de Voorjaarsnota 2022, paragraaf 6.2 is de prognose voor de mate van oninbaarheid van de belasting- en premievorderingen op basis van deze analyse afgerond op 30%.
Uit de analyse van het ministerie van Financiën blijkt dat het bij de meest negatieve inschatting uitgaat van een terugbetaalpercentage van 64% (ervan uitgaande dat 50% van de winst en 0% van de liquide middelen beschikbaar is voor aflossing). De meest positieve inschatting levert een terugbetaalpercentage op van 79% (ervan uitgaande dat 100% van de kasstroom en 100% van de liquide middelen beschikbaar is voor aflossing). Dit levert een bandbreedte op voor de voorziening oninbaarheid van € 392 miljoen (21%) tot € 672 miljoen (36%). Voor onze premievorderingen zijn wij uitgegaan van het door het ministerie van Financiën ingeschatte meest waarschijnlijke scenario, dat uitkomt op een oninbaarheidspercentage van 28,6%.
Onze inschatting is dat een bedrag van circa € 390 miljoen (nominaal bedrag) als kortlopend kan worden beschouwd.
Vorderingen (3)
Tabel Vorderingen
Bedragen x € 1 miljoen | 31 december 2022 | 31 december 2021 | ||
Programmakosten | ||||
Premievorderingen | 3.254 | 4.475 | ||
Vorderingen NOW | 1.796 | 2.120 | ||
Uitkeringsdebiteuren | 239 | 248 | ||
Faillissementsvorderingen | 148 | 171 | ||
Overige vorderingen en overlopende activa | 9 | 9 | ||
5.446 | 7.023 | |||
Uitvoeringskosten | ||||
Debiteuren | 2 | 3 | ||
Vooruitbetaalde kosten | 31 | 37 | ||
Overige vorderingen en overlopende activa | 7 | 7 | ||
40 | 47 | |||
Totaal | 5.486 | 7.070 |
Premievorderingen zonder betalingsregeling
Het saldo premievorderingen ultimo 2022 van € 3.254 miljoen bestaat voornamelijk uit vorderingen die in januari 2023 zijn geïncasseerd. Het saldo premievorderingen ultimo 2021 van € 4.475 miljoen bestaat voor € 2.503 miljoen uit vorderingen die in januari 2022 zijn geïncasseerd en voor € 1.972 miljoen uit vorderingen waarvoor bijzonder uitstel van betaling was verleend in verband met de coronacrisis.
Vorderingen NOW zonder betalingsregeling
De hier opgenomen vorderingen NOW bestaan uit de te vorderen subsidiebedragen met betrekking tot vaststellingen waarvoor geen betalingsregeling is overeengekomen. De vorderingen NOW met betalingsregeling zijn opgenomen onder de post Financiële vaste activa. De vorderingen NOW zonder betalingsregeling kunnen als volgt worden gespecificeerd.
Tabel Vorderingen NOW zonder betalingsregeling
Bedragen x € 1 miljoen | Nominale waarde | Boekwaarde | |||
31-12-2022 | 31-12-2021 | 31-12-2022 | 31-12-2021 | ||
Vorderingen uit hoofde van vaststellingen | 313 | 576 | 237 | 561 | |
Raming nog vast te stellen vorderingen | 1.640 | 1.595 | 1.559 | 1.559 | |
Totaal | 1.953 | 2.171 | 1.796 | 2.120 |
Op de vorderingen NOW is een voorziening voor oninbaarheid getroffen op basis van de ouderdom van het openstaande saldo:
-
Vorderingen waarbij het saldo op balansdatum minder dan negentig dagen openstaat
Bij de vorderingen zonder uitstel van betaling waarvan het saldo minder dan negentig dagen openstaat (€ 121 miljoen nominaal per ultimo 2022) is de verwachting dat deze volledig worden voldaan. Daarnaast is voor een bedrag van € 95 miljoen uitstel verleend tot een latere betaaldatum dan de reguliere termijn. Bij deze deelpopulatie is de voorziening bepaald op 10%. -
Vorderingen waarbij het saldo op balansdatum meer dan negentig dagen openstaat
Bij alle vorderingen waarvan het saldo meer dan negentig dagen openstaat (€ 86 miljoen nominaal per ultimo 2 Bij alle vorderingen waarvan het saldo meer dan negentig dagen openstaat (€ 86 miljoen nominaal per ultimo 2022), wordt een voorziening voor oninbaarheid getroffen. Het gehanteerde percentage voor oninbaarheid is een oplopend percentage naarmate de ouderdom van de vordering hoger is. Op vorderingen waarbij sprake is van bedrijfsbeëindiging (circa € 11 miljoen nominaal per ultimo 2022) is rekening gehouden met 98,5% oninbaarheid.
Op de geraamde vorderingen die naar verwachting in 2023 zullen worden vastgesteld zonder betalingsregeling, is ook een percentage voorziening toegepast. Dat percentage is gebaseerd op de voorzieningen die zijn getroffen voor de al vastgestelde vorderingen zonder betalingsregeling. Voor een verdere toelichting op deze post verwijzen we naar de toelichting op Subsidies NOW in paragraaf Toelichting op de staat van baten en lasten.
Uitkeringsdebiteuren
De uitkeringsdebiteuren hebben betrekking op terug te vorderen uitkeringen, bijbehorende sociale lasten en boetes. In het saldo uitkeringsdebiteuren zijn ook het verhaal van uitkeringen WW en WGA op respectievelijk overheidswerkgevers en werkgevers eigenrisicodrager WGA alsmede het verhaal van uitkeringen betaald voor andere EU‑landen (EU‑Verordening nr. 883/2004) opgenomen.
Voor uitkeringsdebiteuren die niet direct aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen, kunnen betalingsregelingen worden getroffen. Daardoor kan de feitelijke looptijd van individuele vorderingen langer dan een jaar zijn. Op grond van ervaringscijfers is onze inschatting dat een bedrag van € 107 miljoen (nominale waarde) als langlopend kan worden beschouwd. UWV brengt rente in rekening op uitstaande vorderingen op uitkeringsdebiteuren conform de geldende wet- en regelgeving.
Faillissementsvorderingen
Bij onmacht van de werkgever om de verplichtingen voortvloeiende uit dienstbetrekkingen te betalen, neemt UWV ingevolge hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet de betaling over. Deze overgenomen verplichtingen worden door UWV als vordering ingediend bij de curator. Vanaf 2021 worden in deze post ook NOW‑vorderingen opgenomen die betrekking hebben op werkgevers die een voorschot NOW hebben ontvangen en waarvoor een faillissement is uitgesproken.
Uit de langjarige data blijkt dat bij het opheffen van een faillissement door de curator gemiddeld 34% (2021: 32%) van de ingestelde vorderingen is geïncasseerd. Dit percentage is toegepast voor de waardering van de faillissementsvorderingen uit hoofde van loondoorbetaling. NOW-vorderingen bij faillissementen zijn concurrente vorderingen en daarbij wordt voor het treffen van een voorziening voor oninbaarheid een percentage van 98,5% gehanteerd.
Voor de faillissementsvorderingen geldt dat inning afhankelijk is van de afhandeling van het faillissementsdossier door de curator. Hoewel deze post als kortlopend wordt gerubriceerd, lopen deze vorderingen vaak meerdere jaren voordat finale afwikkeling plaatsvindt. Op grond van ervaringscijfers is onze inschatting dat een bedrag van € 41 miljoen (tegen boekwaarde) als langlopend kan worden beschouwd.
Voorzieningen oninbare vorderingen
Op de vorderingen zijn voorzieningen voor het risico van oninbaarheid in mindering gebracht. Deze voorzieningen zijn bepaald door de verwachte toekomstige ontvangsten, voor zover mogelijk gebaseerd op historische gegevens, te vergelijken met het saldo per 31 december. Het verloop van de voorzieningen kan als volgt worden weergegeven:
Tabel Voorziening oninbare vorderingen
Bedragen x € 1 miljoen | Voorziening oninbare premie-vorderingen | Voorziening oninbare vorderingen NOW | Voorziening oninbare uitkerings-debiteuren | Voorziening oninbare faillissements-vorderingen | Totaal |
Stand per 1 januari 2022 | 58 | 74 | 308 | 713 | 1.153 |
Dotatie | - | 120 | 33 | 94 | 247 |
Vrijval | -58 | - | -1 | -22 | -81 |
Onttrekking | - | -36 | -40 | -164 | -240 |
Stand per 31 december 2022 | - | 158 | 300 | 621 | 1.079 |
Liquide middelen (4)
Tabel Liquide middelen
Bedragen x € 1 miljoen | 31 december 2022 | 31 december 2021 |
Tegoeden in rekening-courant bij de minister van Financiën | 21.133 | 15.832 |
Banktegoeden | 3 | 2 |
Totaal liquide middelen | 21.136 | 15.834 |
Op grond van artikel 119 lid 4 van de Wfsv houden wij voor elk van de door ons beheerde fondsen een rekening‑courant aan bij de minister van Financiën. Onder de liquide middelen zijn daarnaast banktegoeden in rekening‑courant opgenomen. De liquide middelen staan voor een bedrag van € 0,2 miljoen niet ter vrije beschikking; dit zijn twee escrowrekeningen. De mutaties in de liquide middelen zijn nader gespecificeerd in paragraaf Kasstroomoverzicht over 2022.
Fondsvermogen (5)
Het saldo van de programmabaten en -lasten en de uitvoeringskosten wordt jaarlijks toegevoegd of onttrokken aan het vermogen van de desbetreffende fondsen. De verwerking van het saldo van baten en lasten 2022 (per saldo € 8.806 miljoen bate) is als volgt:
-
Toevoeging fondsvermogen € 8.797 miljoen
-
Toevoeging egalisatiereserve € 9 miljoen
-
-
_______________
-
-
Totaal € 8.806 miljoen
Tabel Fondsvermogen 2022
Bedragen x € 1 miljoen | 1 januari 2022 | Saldo baten en lasten | Vorming bestem-mingsfondsen en egalisatiereserve | 31 december 2022 |
Aof | 20.103 | 4.038 | - | 24.141 |
Whk | 1.156 | 61 | - | 1.217 |
AWf | -6.882 | 4.354 | - | -2.528 |
Ufo | 2.234 | 353 | - | 2.587 |
Afj | -141 | - | - | -141 |
Toeslagenfonds | -22 | - | - | -22 |
Totaal fondsen | 16.448 | 8.806 | - | 25.254 |
Bestemd fondsvermogen | -86 | - | 0 | -86 |
Egalisatiereserve | -93 | -9 | - | -102 |
Netto-fondsvermogen | 16.269 | 8.797 | 0 | 25.066 |
Ter vergelijking is het verloop van het fondsvermogen gedurende 2021 opgenomen:
Tabel Fondsvermogen 2021
Bedragen x € 1 miljoen | 1 januari 2021 | Saldo baten en lasten | Vorming bestem-mingsfondsen en egalisatiereserve | 31 december 2021 |
Aof | 15.194 | 4.909 | - | 20.103 |
Whk | 1.367 | -211 | - | 1.156 |
AWf | -7.528 | 646 | - | -6.882 |
Ufo | 1.916 | 318 | - | 2.234 |
Afj | - | -141 | - | -141 |
Toeslagenfonds | - | -22 | - | -22 |
Totaal fondsen | 10.949 | 5.499 | - | 16.448 |
Bestemd fondsvermogen | -113 | 27 | 0 | -86 |
Egalisatiereserve | -87 | -6 | - | -93 |
Netto-fondsvermogen | 10.749 | 5.520 | 0 | 16.269 |
Het fondsvermogen bestaat uit het cumulatieve saldo van de jaarlijks gerealiseerde baten en lasten. Op het fondsvermogen zijn de bestemmingsfondsen en de egalisatiereserve in mindering gebracht. Het fondsvermogen van het AWf is negatief omdat de premie WW-AWf, die door het ministerie van SZW wordt vastgesteld, in eerdere jaren ver beneden lastendekkend niveau lag. Zoals is verduidelijkt in paragraaf Algemene toelichting onder het kopje Financiering is er geen risico voor de continuïteit vanwege de beschikbare kredietfaciliteiten die door de minister van Financiën worden verleend.
Het Afj en het Toeslagenfonds kennen in principe geen vermogen en worden volledig gefinancierd uit rijksbijdragen. In 2021 hebben wij echter besloten om de uit 2011 stammende vordering op het ministerie van SZW van € 163 miljoen met betrekking tot niet-afgerekend transactieresultaat op nihil te waarderen, aangezien het ministerie deze vordering niet eerder betaalt dan bij beëindiging van de desbetreffende wet of opheffing van het desbetreffende fonds. Deze negatieve vermogens hebben daarom een min of meer permanent karakter. Als gevolg hiervan is het vermogen van het Afj en het Toeslagenfonds respectievelijk € 141 miljoen en € 22 miljoen negatief. De vordering van € 163 miljoen op het ministerie van SZW wordt vermeld onder de Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen.
Bestemmingsfondsen (6)
Tabel Bestemmingsfondsen 2022
Bedragen x € 1 miljoen | 1 januari 2022 | Saldo baten en lasten | Vorming bestem-mingsfondsen | 31 december 2022 |
Frictiekosten | 77 | - | - | 77 |
Re-integratietrajecten en | 9 | - | 0 | 9 |
Totaal | 86 | - | 0 | 86 |
Ter vergelijking is het verloop van de bestemmingsfondsen gedurende 2021 opgenomen:
Tabel Bestemmingsfondsen 2021
Bedragen x € 1 miljoen | 1 januari 2021 | Saldo baten en lasten | Vorming bestem-mingsfondsen | 31 december 2021 |
Frictiekosten | 104 | -27 | - | 77 |
Re-integratietrajecten en | 9 | - | 0 | 9 |
Totaal | 113 | -27 | 0 | 86 |
De bestemmingsfondsen zijn met instemming van de minister van SZW gevormd ten laste van het fondsvermogen. Het bestemmingsfonds Frictiekosten is bedoeld ter dekking van reorganisatie- en investeringskosten. Uit de bestemmingsfondsen zijn geen bedragen voor 2022 vrijgegeven door het ministerie van SZW.
Egalisatiereserve (7)
Op grond van artikel 33 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is UWV verplicht een egalisatiereserve aan te houden. Voor het vormen en voor het uitnutten van de egalisatiereserve is – in tegenstelling tot de bestemmingsfondsen – geen toestemming van het ministerie van SZW vereist, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan.
Tabel Egalisatiereserve 2022
Bedragen x € 1 miljoen | 1 januari 2022 | Saldo baten en lasten | Vorming egalisatiereserve | 31 december 2022 |
W&R-projecten | 13 | -10 | 1 | 4 |
Reguliere activiteiten | 1 | - | 1 | 2 |
Vrij besteedbaar | 79 | 10 | 7 | 96 |
Totaal | 93 | - | 9 | 102 |
Van het budgetresultaat 2022 ad € 19 miljoen is een bedrag van € 9 miljoen toegevoegd aan de egalisatiereserve. Hiermee is het maximumbedrag van de egalisatiereserve (€ 102 miljoen voor 2022) bereikt. Het resterende deel van het budgetresultaat (€ 10 miljoen) blijft onderdeel van het fondsvermogen. De egalisatiereserve bedraagt maximaal 5% van het gemiddelde van de jaarbudgetten van de voorgaande drie jaar.
Ter vergelijking is het verloop van de egalisatiereserve gedurende 2021 opgenomen:
Tabel Egalisatiereserve 2021
Bedragen x € 1 miljoen | 1 januari 2021 | Saldo baten en lasten | Vorming egalisatiereserve | 31 december 2021 |
W&R-projecten | 9 | -4 | 8 | 13 |
Reguliere activiteiten | 2 | -1 | 0 | 1 |
Vrij besteedbaar | 76 | 5 | -2 | 79 |
Totaal | 87 | - | 6 | 93 |
Voorzieningen (8)
Tabel Voorzieningen
Bedragen x € 1 miljoen | Programma-kosten | Uitvoeringskosten | Totaal | |||||
Compensatie transitie-vergoeding | Jubilea | Sociaal plan | Loondoor-betaling bij ziekte | Verlof-sparen | Overig | |||
Stand per 1 januari 2022 | 130 | 44 | 7 | 14 | - | 27 | 222 | |
Dotatie | 368 | 0 | 0 | 5 | 6 | 0 | 379 | |
Onttrekking | -352 | -3 | -3 | -7 | - | 0 | -365 | |
Vrijval | -4 | -1 | 0 | 0 | - | -20 | -25 | |
Stand per 31 december 2022 | 142 | 40 | 4 | 12 | 6 | 7 | 211 | |
Samenstelling | ||||||||
Korte termijn (< 1 jaar) | 142 | 1 | 2 | 6 | 0 | 4 | 155 | |
Middellange termijn | 0 | 13 | 2 | 6 | 6 | 3 | 30 | |
Lange termijn | 0 | 26 | - | - | 0 | 0 | 26 | |
Stand per 31 december 2022 | 142 | 40 | 4 | 12 | 6 | 7 | 211 |
Voorziening compensatie transitievergoeding
Werkgevers kunnen via UWV compensatie krijgen voor de transitievergoeding die zij hebben betaald bij het ontslag van werknemers wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Ook kan een bedrijf tot 25 werknemers dat stopt doordat de werkgever met pensioen gaat of overlijdt, via UWV compensatie krijgen voor betaalde ontslagvergoedingen. Deze compensaties krachtens de Wet houdende maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden (CRTV__BE) of langdurige arbeidsongeschiktheid (CRTV__LAO) worden uit het Aof gefinancierd.
In onderstaande tabel wordt per fonds het verloop van de voorziening toegelicht.
Tabel Voorziening compensatie transitievergoeding
Bedragen x € 1 miljoen | Aof | Aof | Totaal |
Stand per 1 januari 2022 | 122 | 8 | 130 |
Dotatie | 359 | 9 | 368 |
Onttrekking | -345 | -7 | -352 |
Vrijval | 0 | -4 | -4 |
Stand per 31 december 2022 | 136 | 6 | 142 |
De stand per 31 december 2022 betreft enerzijds de al ontvangen maar nog niet afgewikkelde aanvragen en anderzijds de nog naar verwachting in 2023 te ontvangen aanvragen met betrekking tot compensatie voor in 2022 of eerder verstrekte transitievergoedingen. De termijn waarin werkgevers aanvragen kunnen indienen, bedraagt bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid zes maanden nadat volledige betaling van de transitievergoeding heeft plaatsgevonden. Bij ontslag van werknemers wegens bedrijfseconomische redenen is de aanvraagtermijn twaalf maanden.
Jubilea
De voorziening is getroffen voor de kosten van jubileumuitkeringen bij het bereiken van een dienstverband van 25 jaar en 40 jaar, en bij pensionering. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met de opgebouwde jaren, de blijfkans en de verwachte toekomstige loonstijgingen. De blijfkans en de verwachte toekomstige loonstijgingen zijn gebaseerd op historische cijfers. De voorziening wordt opgenomen tegen de contante waarde van de verwachte uitkeringen gedurende het dienstverband, rekening houdend met de actuele marktrente per balansdatum van hoogwaardige ondernemingsobligaties. Hierbij is gerekend met een actuele marktrente van 3% (2021: 1%).
Sociaal plan
Deze voorziening is gevormd voor de afvloeiingskosten van niet-actieve medewerkers in het kader van reorganisaties die het gevolg zijn van wijzigingen in wet- en regelgeving, afnemend werkaanbod en diverse doelmatigheids- en efficiencytrajecten.
Loondoorbetaling bij ziekte
De voorziening is gevormd voor de op balansdatum bestaande verplichtingen om in de toekomst beloningen door te betalen aan personeelsleden die per balansdatum naar verwachting niet in staat zijn om werkzaamheden te verrichten door ziekte of arbeidsongeschiktheid. In deze voorziening zijn ook begrepen de transitievergoedingen te betalen aan deze personeelsleden.
Verlofsparen
De voorziening is in 2022 nieuw gevormd in verband met de in de cao opgenomen mogelijkheid tot verlofsparen van maximaal vijftig weken, te vullen vanuit de bovenwettelijke vakantie‑uren uit het nieuwe jaar en het opgebouwde saldo; er is geen sprake meer van verjaring voor de uren die worden ondergebracht in de verlofspaarregeling. De afbouw van de voorziening is vanwege het ontbreken van ervaringscijfers onvoorspelbaar, daarom is de voorziening opgenomen tegen de nominale waarde rekening houdend met het salarispeil per januari 2023.
Overige voorzieningen
De voorziening fiscale verplichtingen is ultimo 2021 gevormd vanwege fiscale risico’s bij de behandeling van de reiskosten. De Belastingdienst heeft in 2022 aangegeven geen aanleiding te zien voor een naheffing, waarop de voorziening in 2022 geheel is vrijgevallen (saldo ultimo 2021 € 20 miljoen).
De voorziening transitievergoedingen is gevormd als uitvloeisel van de Wet werk en zekerheid (Wwz). Volgens de Wwz ontvangen werknemers bij onvrijwillig ontslag een financiële vergoeding: de transitievergoeding. De voorziening is getroffen voor medewerkers met een tijdelijk dienstverband. De voorziening bedraagt ultimo boekjaar € 4 miljoen.
De voorziening terugbouwverplichtingen is gevormd voor de contractueel overeengekomen verplichtingen om gehuurde panden bij het beëindigen van huurovereenkomsten op te leveren in ‘oorspronkelijke staat’. Gedurende de looptijd van de huurovereenkomsten wordt op pandniveau een voorziening voor deze verplichting opgebouwd door een jaarlijkse dotatie. Onttrekkingen vinden plaats op het moment dat de contracten zijn beëindigd en de desbetreffende locaties zijn opgeleverd. De voorziening bedraagt ultimo boekjaar € 2 miljoen.
De voorziening huurafkoop/leegstand is gevormd voor de kosten van huurovereenkomsten, voor de periode waarin wij als gevolg van de reorganisatie niet langer gebruikmaken van de gehuurde locaties. De voorziening bedraagt ultimo boekjaar € 1 miljoen.
Kortlopende schulden (9)
Tabel Kortlopende schulden
Bedragen x € 1 miljoen | 31 december 2022 | 31 december 2021 | ||
Programmakosten | ||||
Nog te betalen uitkeringen | 1.352 | 1.350 | ||
Nog af te dragen belastingen | 324 | 321 | ||
Nog af te dragen premies sociale verzekeringen | 454 | 433 | ||
Nog te betalen subsidies NOW | 1.006 | 772 | ||
Nog te verrekenen rijksbijdragen | 711 | 3.975 | ||
Schulden aan banken | - | 9 | ||
Overige schulden en overlopende passiva | 36 | 18 | ||
3.883 | 6.878 | |||
Uitvoeringskosten | ||||
Leveranciers | 84 | 53 | ||
Belastingen en premies sociale verzekeringen | 92 | 88 | ||
Pensioenen en VUT | 1 | - | ||
Overige schulden en overlopende passiva | 91 | 87 | ||
268 | 228 | |||
Totaal | 4.151 | 7.106 |
Alle kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar. De reële waarde van de schulden benadert de boekwaarde, gegeven het kortlopende karakter van de schulden.
Nog te betalen uitkeringen
De nog te betalen uitkeringen bestaan uit € 814 miljoen vakantiegeldverplichtingen en € 538 miljoen nog te betalen uitkeringen over 2022 die in 2023 zijn vastgesteld, alsmede crediteuren inzake uitkeringen die betaald zijn door andere EU-landen (EU-Verordening nr. 883/2004).
Nog af te dragen belastingen
De nog af te dragen belastingen bestaan voornamelijk uit de loonbelasting en de premies volksverzekeringen die zijn ingehouden op de uitkeringen over de maand december en nog aan de Belastingdienst zijn verschuldigd.
Nog af te dragen premies sociale verzekeringen
De nog af te dragen premies sociale verzekeringen bestaan voor € 230 miljoen uit de premies voor de werknemersverzekeringen, de werkgeversheffing Zorgverzekeringswet en de Wet kinderopvang van de uitkeringen over de maand december die nog aan de Belastingdienst zijn verschuldigd. Over de vakantiegeldverplichtingen en de nog te betalen uitkeringen verwachten wij in de loop van 2023 € 224 miljoen te moeten afdragen.
Nog te betalen subsidies NOW
De post nog te betalen subsidies NOW ad € 1.006 miljoen kan als volgt worden gespecificeerd:
Tabel Nog te betalen subsidies NOW
Bedragen x € 1 miljoen | 31 december 2022 | 31 december 2021 |
Raming nog vast te stellen subsidies NOW | 1.006 | 332 |
Vastgestelde subsidies NOW | 0 | 71 |
Nog te betalen voorschotten NOW | - | 369 |
1.006 | 772 |
Voor een nadere toelichting op deze post verwijzen we naar de toelichting op de post Subsidies NOW in paragraaf Toelichting op de staat van baten en lasten.
Nog te verrekenen rijksbijdragen
De nog te verrekenen rijksbijdragen hebben betrekking op het ministerie van SZW voor een bedrag van € 712,5 miljoen (schuld), op het ministerie van OCW voor afgerond € 1,9 miljoen (vordering) met betrekking tot de WOOS en op het ministerie van VWS voor € 0,1 miljoen (schuld) met betrekking tot de Wmo 2015. De afrekening met de ministeries van SZW, OCW en VWS vindt in 2023 plaats.
Overige schulden en overlopende passiva (programmakosten)
Hieronder zijn opgenomen de nog te betalen re-integratielasten en rekeningen‑courant met derden. Verder gaat het om overige schulden waarvan de betaling en/of administratieve verwerking nog niet heeft plaatsgevonden.
Overige schulden en overlopende passiva (uitvoeringskosten)
Hieronder zijn onder meer opgenomen de nog te betalen vakantiedagen en vooruit ontvangen huurkortingen.
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Nog af te rekenen rijksbijdragen
Met ingang van 2012 is de bekostiging van de rijksgefinancierde wetten en regelingen gewijzigd van kasbasis naar transactiebasis. Om budgettaire redenen heeft het ministerie van SZW ervoor gekozen de per 1 januari 2012 op transactiebasis nog verschuldigde bedragen niet aan UWV uit te betalen. Deze permanente vordering bedraagt € 163 miljoen aan niet-afgerekende rijksbijdragen, bestaande uit respectievelijk € 141 miljoen voor de Wajong en € 22 miljoen voor de Toeslagenwet. Deze vordering wordt niet eerder door het ministerie van SZW voldaan dan dat het desbetreffende fonds, de wet of regeling is opgeheven c.q. beëindigd. Het genoemde bedrag heeft in 2022 geen wijziging ondergaan.
Meerjarige financiële verplichtingen programmakosten
UWV sluit contracten af met re-integratiebedrijven voor de re‑integratie van arbeidsgehandicapten. De facturering vindt deels plaats nadat de diensten zijn geleverd. De resterende verplichtingen van de lopende re‑integratietrajecten zijn niet in de balans opgenomen. Deze verplichtingen bedragen eind 2022 € 25,3 miljoen voor trajecten gestart in 2020, 2021 en 2022 (eind 2021: € 26,3 miljoen voor trajecten gestart in 2019, 2020 en 2021). Op basis van ervaringscijfers is onze inschatting dat hiervan € 5,1 miljoen als langlopend (één tot vijf jaar) kan worden beschouwd. Bij de vaststelling van de verplichtingen is rekening gehouden met de invloed van resultaatfinanciering.
UWV verstrekt re-integratievoorzieningen voor mensen met structureel functionele beperkingen. Afhankelijk van het type voorziening gaat het om eenmalige betalingen, periodieke betalingen en/of leasecontracten. Voor de uitgaven voor externe jobcoach en voor vervoersvoorzieningen met een leasecontract wordt een verplichting geraamd, omdat voor deze voorzieningen niet-vermijdbare uitgaven in de toekomst zullen worden verantwoord. Voor deze doelgroepen samen is de omvang van de met deze re‑integratievoorzieningen samenhangende verplichtingen eind 2022 € 31,5 miljoen (eind 2021: € 34,0 miljoen).
UWV heeft langlopende verplichtingen voor met name de WIA-, WAO- en Wajong‑uitkeringen. Deze verplichtingen worden volledig afgedekt door toekomstige financiering vanuit de premiebaten (WIA en WAO) en rijksbijdragen (Wajong).
Niet-verwerkte verplichtingen
Tot en met 31 december 2022 zijn er ongeveer 10.900 bezwaren ingediend tegen de berekening van de voorschotten voor alle NOW-regelingen gezamenlijk. Hiervan liepen er eind december 2022 nog ongeveer 50. Deze lopende zaken betreffen grotendeels de NOW 5 en de NOW 6. Van de afgesloten bezwaren is, afgerond, 37% gegrond verklaard, 34% ongegrond en 29% is ingetrokken of niet-ontvankelijk verklaard.
Tot en met 31 december 2022 zijn er ongeveer 12.500 bezwaren ingediend tegen de berekening van de definitieve vaststellingen van voornamelijk de NOW 1, de NOW 2 en de NOW 3.1. Hiervan liepen er eind december 2022 nog circa 1.190. Van de afgesloten bezwaren is, afgerond, 45% gegrond verklaard, 31% ongegrond en 24% is ingetrokken of niet-ontvankelijk verklaard.
Er zijn tot en met 31 december 2022 verder ongeveer 400 beroepszaken ingediend tegen de berekening van de voorschotten van met name de NOW 1, de NOW 2, de NOW 3.1. Eind december waren er hiervan nog ongeveer 50 lopend. Er zijn ruim 500 beroepszaken ingediend tegen de berekening van de definitieve vaststellingen voor met name de NOW 1 en de NOW 2. Hiervan liepen er eind december 2022 nog circa 300. Van de afgesloten beroepszaken is, afgerond, 6% gegrond verklaard, 44% ongegrond en 50% is ingetrokken of niet‑ontvankelijk verklaard.
We houden er rekening mee dat we in 2023 opnieuw bezwaren tegen de definitieve vaststellingen van de verschillende NOW‑regelingen zullen ontvangen. De financiële omvang van de bezwaar- en beroepszaken kan niet op voorhand worden bepaald.
Pgb en uitsluiting werknemersverzekeringen
De rechtbank Rotterdam oordeelde in december 2021 dat uitsluiting van de verplichte verzekering voor de WW van een zorgverlener die betaald wordt vanuit een persoonsgebonden budget (pgb) in strijd is met de Europese richtlijn voor de gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid (richtlijn 79/7/EEG). De Centrale Raad van Beroep (CRvB) zal naar verwachting op 16 maart 2023 uitspraak doen of de raad de conclusies van deze rechtbank overneemt. Zo ja, dan betekent dit dat zorgverleners die betaald worden vanuit een pgb en minder dan vier dagen per week werken bij één pgb-houder (ervan uitgaande dat zij als werknemer kunnen worden aangemerkt), niet alleen voor de WW, maar ook voor de Ziektewet en WIA verzekerd zullen zijn. Waarschijnlijk gaat het om een groep van 33.000 personen.
Terugkomen van vast staande toerekeningsbesluiten ERD-WGA
Het kan voorkomen dat een toerekeningsbesluit (het besluit waarbij UWV een WGA‑uitkering toerekent aan een werkgever die eigenrisicodrager (ERD) is voor de WGA) onjuist blijkt te zijn, zodat de betreffende ERD-werkgever ten onrechte betalingsplichtig is. Wanneer de werkgever daar niet (tijdig) bezwaar tegen maakt, dan komt UWV op verzoek van de werkgever, per de datum van het verzoek terug van dat besluit. UWV komt dus niet met volledig terugwerkende kracht terug van het besluit. In een tussenvonnis heeft de CRvB besloten dat UWV hierin een belangenafweging moet maken. Mocht de CRvB in een definitief vonnis besluiten dat het terugkomen op een besluit met volledige terugwerkende kracht moet gebeuren, dan is de kans klein dat de financiële consequenties meer dan € 5 miljoen bedragen.
Eigenrisicodragerschap voor de Ziektewet
De CRvB heeft eind 2021 een uitspraak gedaan dat een werkgever die eigenrisicodrager voor de Ziektewet is in geval van arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de dienstbetrekking het ziekengeld niet hoeft te betalen. Bij twee vonnissen van rechtbanken is de reikwijdte van deze uitspraak verder verruimd. UWV heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Als de CRvB het UWV-standpunt niet volgt, dan zal mogelijk in veel zaken UWV in plaats van de eigenrisicodrager het ziekengeld moeten betalen. De kans is klein dat de financiële consequenties daarvan meer dan € 5 miljoen bedragen.
Regres
De baten die verband houden met verhaal uit regreszaken, worden verantwoord in het jaar waarin de ontvangsten worden gerealiseerd. Per 31 december 2022 was er een voorraad van 1.585 regresdossiers en waren er 3.546 dossiers in behandeling genomen. Uit de historische cijfers kan worden geconcludeerd dat er over de jaren heen gemiddeld € 27.000 ontvangen wordt op een afgehandeld dossier.
CRTV
Op 1 juni 2022 heeft de CRvB uitspraak gedaan in een hogerberoepszaak over de Compensatieregeling transitievergoeding. De CRvB heeft geoordeeld dat een werkgever, wanneer een dienstverband ná 1 juli 2015 is geëindigd maar het opzegverbod tijdens ziekte vóór die datum is verstreken, recht heeft op compensatie van de transitievergoeding. UWV heeft steeds verdedigd dat in dit soort gevallen per 1 juli 2015 weliswaar recht ontstaat op een transitievergoeding en dus ook recht op compensatie, maar dat de hoogte van de compensatie dan € 0 bedraagt omdat de compensatie niet meer bedraagt dan hetgeen de werkgever verschuldigd was na het verstrijken van het opzegverbod wegens ziekte (twee jaar) en omdat op dat moment het recht op transitievergoeding niet bestond. Het gaat hier om beslissingen die in rechte vaststaan. De minister van SZW moet daarom besluiten of de CRvB‑beslissing daadwerkelijk wordt toegepast. Bij het opmaken van deze jaarrekening had de minister dit besluit nog niet genomen. Indien de minister de beslissing van de CRvB volgt, dan zal dit naar schatting een extra last van circa € 68 miljoen betekenen.
Wet arbeid en zorg
Per 2 augustus 2022 is het wetsdeel Betaald ouderschapsverlof, onderdeel van de Wet arbeid en zorg, van kracht geworden. We beschouwen het moment dat een werknemer het verlof van zijn werkgever toegekend krijgt als transactiemoment. Omdat de werkgever nog tot één jaar en drie maanden na de eerste verlofdag van de werknemer een uitkering kan aanvragen, zullen er ook in 2023 en (het eerste kwartaal van) 2024 betalingen plaatsvinden over verlof dat is opgenomen in 2022. Hierdoor is er sprake van een verplichting die in de jaarrekening moet worden verantwoord. Omdat er nog onvoldoende ervaringscijfers zijn kunnen we deze verplichting voor de onderhavige jaarrekening nog niet kwantificeren, met uitzondering van de uitgaven in boekmaand januari 2023, die wel in deze jaarrekening zijn verantwoord.
Overige niet-verwerkte verplichtingen
Wij zijn betrokken in verscheidene beroepszaken op het gebied van de sociale zekerheid waarvan de uitspraken gevolgen kunnen hebben voor zowel de programma- als de uitvoeringskosten.
Meerjarige financiële verplichtingen uitvoeringskosten
Wij hebben verplichtingen die voortvloeien uit langlopende overeenkomsten in verband met uitvoeringskosten. De volgende tabel geeft een overzicht van de hiermee gemoeide bedragen naar vervaltermijn.
Tabel Vervaltermijnen langlopende overeenkomsten
Bedragen x € 1 miljoen | < 1 jaar | 1-5 jaar | > 5 jaar | Totaal |
Huurcontracten* | 69 | 130 | 13 | 212 |
Energiecontracten | 9 | 4 | - | 13 |
Projecten huisvesting | 10 | - | - | 10 |
Automatiseringscontracten | 57 | 1 | - | 58 |
Totaal | 145 | 135 | 13 | 293 |
- *De huurcontracten kunnen worden geclassificeerd als operational lease.