Sociaal-medische dienstverlening
We hebben de eerste vier maanden van 2023 in totaal 44.923 sociaal‑medische beoordelingen uitgevoerd. Dat zijn er 1.750 meer dan in de eerste vier maanden van 2022. De vraag naar sociaal‑medische dienstverlening is nog altijd groter dan we met de beschikbare beoordelingscapaciteit aankunnen.
De inzetbare artsencapaciteit is met 536 fte’s ongeveer gelijk aan de gemiddelde capaciteit in 2022 (531 fte’s). De afgelopen jaren hebben we veel geïnvesteerd in de capaciteit aan verzekeringsartsen. In de eerste vier maanden van 2023 zijn 59 artsen aangenomen, in dezelfde periode in 2022 waren dat er 41. Ook het aantal ontvangen cv’s lag hoger: 167 in de eerste vier maanden van 2023 tegenover 110 in dezelfde periode in 2022. Er lopen nog 50 sollicitaties, dat zijn er aanzienlijk meer dan in voorgaande jaren. Tot en met april 2023 zijn er 19 artsen uitgestroomd. Dat zijn er minder dan in dezelfde periode in 2022: toen stroomden 35 artsen uit.
Met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) hebben we afgesproken dat de claimbeoordelingen voor de WIA de hoogste prioriteit hebben. Deze arbeidsintensiefste beoordelingen voerden we relatief gezien het vaakst uit. In de eerste vier maanden van 2023 stabiliseerde het aantal mensen dat te lang wacht op een beoordeling. Dit kwam mede doordat 60‑plussers een vereenvoudigde WIA‑claimbeoordeling kunnen krijgen zonder inzet van een verzekeringsarts. Eind april wachtten nog 16.700 mensen op een WIA‑claimbeoordeling. Het aantal mensen dat langer dan zes maanden op een beoordeling wacht, is 8.156. Om onze cliënten ondanks de lange wachttijden toch zo snel mogelijk van inkomen te voorzien, hebben we in de eerste vier maanden van 2023 6.925 voorschotten verstrekt. Verder hebben we voor € 4,2 miljoen aan dwangsommen betaald aan mensen die een aanvraag hebben gedaan en ons vanwege de lange wachttijden in gebreke hebben gesteld (in eerste vier maanden van 2022: € 2,9 miljoen).
Aanvullende maatregelen om mismatch op te lossen
We werken al langere tijd intensief aan maatregelen die zowel op de korte als op de lange termijn moeten zorgen voor perspectief voor cliënten, werkgevers en onze medewerkers. Dat doen we in overleg met het ministerie van SZW, de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde (NVVG), onze cliëntenraad en andere stakeholders. In april 2021 heeft de minister van SZW de Tweede Kamer met de brief Toekomst sociaal‑medisch beoordelen geïnformeerd over een eerste set maatregelen die we nemen als begin van een oplossing voor de mismatch tussen de vraag naar sociaal‑medische beoordelingen en de daarvoor beschikbare beoordelingscapaciteit. Centraal hierin staat de ontwikkeling van sociaal‑medische centra. Eind augustus 2022 heeft de minister met de brief Aanpak mismatch sociaal‑medisch beoordelen en hardheden WIA aanvullende maatregelen aangekondigd en UWV gevraagd om het aantal sociaal‑medische centra versneld uit te breiden.
Werken in sociaal-medische centra
UWV maakt de omslag naar een regiemodel voor sociaal‑medische dienstverlening waarin meerdere bedrijfsonderdelen samenwerken: het sociaal‑medische centrum. De kern ervan is dat een vast multidisciplinair team medewerkers onder inhoudelijke leiding van een verzekeringsarts steeds vaststelt op welke momenten welke inzet van welke expertise passend is en welke aanvullende begeleiding er daarna nodig is. De verzekeringsarts kan hierbij taken delegeren aan een sociaal‑medisch verpleegkundige, die in veel gevallen het aanspreekpunt is voor de cliënten. Het multidisciplinaire team brengt samen met de cliënt alle benodigde informatie bij elkaar, zodat de verzekeringsarts zich goed geïnformeerd kan concentreren op de beoordeling en op de regie van de begeleiding. Eind april 2023 waren er 42 teams in verschillende stadia van een sociaal‑medisch centrum werkzaam. We breiden deze manier van werken in opdracht van de minister van SZW versneld uit. We verwachten dat eind 2024 alle teams stappen hebben gezet richting het werken in een sociaal‑medisch centrum.
Monitoren WGA 80-100 medisch
We willen minimaal één keer per jaar contact hebben met mensen die op medische gronden als volledig arbeidsongeschikt worden beschouwd (WGA 80‑100 medisch). We bespreken dan de ontwikkelingen in hun gezondheid met hen. We plannen vervolgens alleen een herbeoordeling in als uit die informatie blijkt dat herbeoordelen zinvol is. Het voordeel van deze werkwijze is dat cliënten weten wat wij van ze verwachten, dat wij een actueel beeld hebben van hoe het met ze gaat en we ze beter van dienstverlening op maat kunnen voorzien. Eind april 2023 hadden we 55% van de cliënten in beeld die in 2021 in de WIA zijn gekomen met de indicatie WGA 80‑100 medisch. Onze ambitie voor eind 2023 is 75%. De inhoudelijke ervaringen met deze monitoring zijn positief. In het algemeen stelt de cliënt het contact op prijs en de sociaal‑medisch verpleegkundige ervaart de contacten en de informatie die gegeven wordt als zinvol. Het percentage herbeoordelingen op initiatief van de verzekeringsarts dat tot een wijziging in het arbeidsongeschiktheidspercentage van de cliënt leidt is substantieel gestegen, van gemiddeld 71% (in 2021 vóór de start van de monitoring) naar gemiddeld 85% in de eerste vier maanden van 2023. Hieruit blijkt de meerwaarde van monitoren.
Uitvoeringsvarianten Ziektewet
Om erachter te komen welke werkwijze het meest bijdraagt aan het terug naar werk begeleiden van Ziektewet‑gerechtigden en het tegelijkertijd zo goed mogelijk inzetten van het beperkte aantal verzekeringsartsen, zouden we drie verschillende werkwijzen uitproberen. De versnelde opschaling van de sociaal‑medische centra, waar een van deze drie varianten aan is gekoppeld, heeft er echter toe geleid dat de verschillende uitvoeringsvarianten niet overal zijn uitgevoerd zoals aanvankelijk was voorzien. Hierdoor is monitoring van de afzonderlijke effecten van de verschillende varianten niet mogelijk gebleken. Inmiddels is een eerste tussentijdse monitor van de uitvoeringsvarianten opgeleverd. Ondanks dat het niet mogelijk is gebleken om de effecten van de verschillende varianten afzonderlijk te meten, laat de monitor wel eerste effecten zien van het op een andere manier omgaan met eerstejaars Ziektewet‑beoordelingen. De ruimte die de verzekeringsarts met zijn team krijgt om die eerstejaars Ziektewet‑beoordelingen te selecteren waarbij de kans op uitstroom het grootst is, heeft als resultaat dat uitgevoerde eerstejaars Ziektewet‑beoordelingen vaker tot uitstroom hebben geleid. Er zijn geen aanwijzingen dat het gerichter inzetten van de verzekeringsarts heeft geleid tot extra WIA‑instroom vanuit de Ziektewet of tot een toename van de gemiddelde verblijfsduur in de Ziektewet. Vanwege de versnelde uitrol van de sociaal‑medische centra en andere maatregelen die zijn en worden getroffen, ligt het niet voor de hand om verder te gaan met drie verschillende uitvoeringsvarianten voor de Ziektewet. We zetten daarom in op een werkwijze waarbij eerstejaars Ziektewet‑beoordelingen binnen het regiemodel van de sociaal‑medische centra zo gericht mogelijk worden ingezet voor cliënten bij wie de kans op uitstroom het grootst is. Het uitgangspunt hierbij blijft dat de gemiddelde Ziektewet‑duur en de WIA‑instroom vanuit de Ziektewet niet significant mogen toenemen doordat we anders omgaan met eerstejaars Ziektewet‑beoordelingen.
Samen met de overige aanvullende maatregelen die we treffen voor de Ziektewet moet dit ertoe leiden dat cliënten optimaal worden begeleid naar herstel of re‑integratie in (ander) werk. Met de minister van SZW hebben we afgesproken dat we een aantal vaste indicatoren in de Ziektewet strak gaan monitoren, zoals de inzet op begeleiding en re‑integratieactiviteiten, de uitstroom uit de Ziektewet en het percentage afwijzingen en toekenningen voor WIA‑aanvragen. Met deze monitoring kunnen we de vormgeving van de eerstejaars Ziektewet‑beoordeling verder verbeteren en verzekeringsartsen effectiever inzetten in de Ziektewet.
Vereenvoudigde WIA-claimbeoordelingen voor 60‑plussers
Een van de aanvullende maatregelen betreft tijdelijk buitenwettelijk beleid bij de WIA‑claimbeoordeling van cliënten die gedurende de periode van 1 oktober 2022 tot en met 31 december 2023 60 jaar of ouder zijn. Hierdoor is het sinds oktober 2022 mogelijk dat niet een verzekeringsarts maar een arbeidsdeskundige voor deze cliënten die twee jaar ziek zijn met een vereenvoudigde beoordeling vaststelt of ze in aanmerking komen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Met deze werkwijze willen we bewerkstelligen dat deze cliënten sneller duidelijkheid krijgen over hun inkomen tot aan hun pensioengerechtigde leeftijd. De voorwaarde om deze vereenvoudigde werkwijze toe te passen is dat zowel de cliënt als de werkgever ermee akkoord gaan. De verzekeringsarts wordt wél ingezet wanneer er duurzaam geen arbeidsmogelijkheden zijn – dit in verband met eventuele toekenning van een IVA‑uitkering. We zien dat het aantal uitgevoerde WIA‑claimbeoordelingen sinds oktober 2022 is gestegen.
Tussen oktober en eind 2022 hebben we de vereenvoudigde beoordeling aangeboden aan ruim 7.600 cliënten van 60 jaar of ouder; bijna 5.000 van hen kregen daarna een verkorte beoordeling. De periode is echter nog te kort om een duidelijk effect op de achterstanden te kunnen bepalen. Uit de resultaten over de eerste maanden sinds de invoering van deze zogeheten 60‑plusmaatregel blijkt wel dat het percentage IVA‑toekenningen fors is gedaald. Waar het percentage IVA‑toekenningen tussen 2018 en 2021 redelijk stabiel was tussen 32% en 36%, is dit voor de 60‑plusgroep gedaald naar gemiddeld 17%. Uit de vervolganalyse is gebleken dat het percentage IVA‑toekenningen wegens een medische oorzaak gelijk is gebleven en dat het percentage IVA‑toekenningen vanwege een niet‑medische oorzaak is gedaald.
Inmiddels hebben we maatregelen getroffen die een strikte en uniforme uitvoering van de 60‑plusmaatregel moeten waarborgen, die erop is gericht dat meer cliënten met mogelijk recht op een (niet‑medische) IVA‑uitkering worden opgemerkt en vervolgens de uitkering krijgen waar ze recht op hebben. Zo gaan we werken met dedicated teams met specialistische kennis over de doelgroep. We hebben een webinar gegeven met een herhaalde en gedegen uitleg over het hoe en waarom van de 60‑plusmaatregel. Circa 500 medewerkers hebben de webinar gevolgd en of later teruggezien. Daarnaast houden we aanvullend landelijk onderzoek naar de (proces)uitvoering en een cliënttevredenheidsonderzoek.
Overige aanvullende maatregelen
De overige aanvullende maatregelen die we treffen zijn gericht op het bevorderen van arbeidsparticipatie en/of het effectiever inzetten van de beschikbare verzekeringsartsencapaciteit. Voorwaarde om de sociaal‑medische en re‑integratiedienstverlening effectiever in te zetten is dat we onze cliënten beter in beeld krijgen.
Maatregelen met de focus op participatie
De volgende maatregelen moeten bevorderen dat meer mensen sneller vanuit een Ziektewet- of arbeidsongeschiktheidsuitkering weer aan het werk gaan:
-
Sterkere inzet op participatie vanuit de Ziektewet: Bij het intensiveren van onze Ziektewet‑arborol blijft de interne overdracht van cliënten vanuit ons bedrijfsonderdeel dat sociaal‑medische beoordelingen verzorgt naar het bedrijfsonderdeel dat zich bezighoudt met de re‑integratie van cliënten achter bij de verwachtingen. We hebben verbeteracties in gang gezet om deze overdracht te verbeteren.
-
Verbetering beoordelingsproces WIA: Deze maatregel geven we vorm op basis van de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport van een extern adviesbureau over de optimalisatie van het WIA‑claimproces. Komende zomer leveren we een analyse en plan van aanpak op met concrete aanvullende verbeteracties. In de analyse geven we per aanbeveling aan waar deze past in lopende trajecten, waar nieuwe initiatieven worden gestart, hoe maatregelen worden geprioriteerd en in hoeverre dit past binnen de bestaande budgetten. Met de implementatie van de nieuwe initiatieven willen we starten in het derde kwartaal van 2023.
-
Tijdige uitvoering RIV-toets: Bij een WIA‑aanvraag beoordeelt UWV op basis van het door werkgever en werknemer opgestelde re‑integratieverslag (RIV) of ze zich voldoende hebben ingespannen om de werknemer zo snel mogelijk weer aan het werk te laten gaan. Hoewel dit proces volledig is geïmplementeerd, blijft het extra aandacht vergen. Een juiste uitvoering ervan is namelijk mede belangrijk voor een juiste toepassing van de 60‑plusmaatregel. Om die reden was in het eerdergenoemde webinar over de 60‑plusmaatregel ook de RIV‑toets onderwerp van aandacht.
-
Verbeterde (re‑integratie)dienstverlening bij ziekmelding vanuit de WW: Eind november 2022 zijn we een pilot gestart om de dienstverlening aan WW‑gerechtigden die gezondheidsbelemmeringen ervaren in hun zoektocht naar werk, te verbeteren (zie ook paragraaf Intensivering werkzoekenden- en werkgeversdienstverlening, onder het kopje Pilot dienstverlening aan zieke WW‑gerechtigden). Inmiddels is gebleken dat de voorgenomen pilotperiode te kort is om het nieuwe werkproces te kunnen beproeven. Daarom wordt de pilot in zijn huidige vorm en opzet verlengd tot 1 december 2023.
-
Proactief klantcontact om duidelijkheid te geven aan de klant over het WIA‑beoordelingsproces, de mogelijkheid tot een voorschot en re‑integratiedienstverlening: Deze maatregel is geïmplementeerd, heeft geen direct effect op de achterstanden maar leidt wel tot verbetering van de dienstverlening.
Met deze maatregelen verwachten wij circa 2.500 extra beoordelingen per jaar te kunnen uitvoeren. We zien inmiddels een voorzichtige stabilisering van de achterstanden. De maatregelen, met name de 60‑plusmaatregel, lijken dan ook effect te sorteren. De komende maanden zal moeten blijken of dit ook werkelijk het geval is en of de achterstanden verder stabiliseren of zelfs afnemen.
Maatregelen voor een gerichtere inzet van de verzekeringsarts
UWV kampt al jaren met onvoldoende verzekeringsartsen. Er zijn maatregelen nodig om de lange wachttijden terug te dringen. Uitgangspunt daarbij is dat de verzekeringsarts zo veel mogelijk dienend moet zijn aan het doel om werkhervatting te stimuleren. Om verzekeringsartsen gerichter in te zetten geven we uitvoering aan de volgende tijdelijke maatregelen:
-
Geen herbeoordeling voor mensen met duurzaam geen arbeidsvermogen die toch gaan werken: Deze maatregel is inmiddels geïmplementeerd.
-
Een praktische beoordeling voor mensen die nog werken, voor het vaststellen van hun arbeidsongeschiktheidspercentage: Over deze maatregel zijn we nog in gesprek met het ministerie van SZW.
-
Het aannemen van duurzame arbeidsongeschiktheid voor uitkeringsgerechtigden die al vijf jaar volledig arbeidsongeschikt zijn: In haar brief aan de Tweede Kamer van 28 april 2023 Voortgang maatregelen sociaal‑medisch beoordelen en WIA‑hardheden heeft de minister van SZW aangegeven voor deze maatregel vooralsnog geen draagvlak te zien. Deze maatregel komt daarom aan de orde bij de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS, zie hierna).
De maatregelen die tot nu toe zijn afgesproken vormen een welkome stap in de goede richting, maar zijn onvoldoende om de mismatch op te lossen. Sinds eind 2022 zijn we erin geslaagd het aantal mensen dat te lang op een beoordeling wacht te stabiliseren. Het inlopen van de achterstanden zal echter nog meerdere jaren duren. Er zijn op korte termijn aanvullende (bovenwettelijke) maatregelen nodig.
OCTAS
In haar brief van augustus 2022 heeft de minister van SZW ook aangekondigd dat ze wil komen tot een integrale visie voor een toekomstbestendig, menselijk, eerlijk, uitvoerbaar en betaalbaar stelsel rondom ziekte en arbeidsongeschiktheid. Eind november 2022 is de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS) officieel van start gegaan. De commissie heeft een brede opdracht gekregen om te bezien welke fundamentele hervormingen er nodig zijn en om met diverse oplossingsrichtingen te komen voor de belangrijkste knelpunten in het huidige stelsel. De commissie bevindt zich momenteel in de zogeheten probleemanalysefase. Na het zomerreces zal ze de probleemanalyse opleveren aan de minister. Dan volgt de tweede fase van het uitwerken van de diverse scenario’s. We zullen de commissie van de nodige input voorzien. Er hebben al meerdere gesprekken plaatsgevonden tussen diverse commissieleden en UWV. Het eindrapport van de commissie wordt medio 2024 verwacht.